Weer naar Indonesië
Weer naar Indonesië
En dan is het weer zover, we mogen naar Indonesië. Met gemengde gevoelens en verwachtingen deze keer.
Sinds de aardbevingen die ‘ons’ mooie Lombok al meer dan een maand teisteren, zitten we met ons hoofd vrijwel dag en nacht in Lombok, maar nu we er naar toe gaan, voelt het vreemd. Hoe is Lombok er aan toe, hoe ervaren wij het. Wat kunnen we verwachten? We hebben geen idee, en laten het maar over ons heenkomen. Al lang geleden hebben we aan het begin van onze vakantie een reis naar Sumba en Sumbawa gepland, daarna nog een maand Lombok.
Eerst vliegen we naar Lombok, leveren daar ‘snel’ wat waterfilters af, en reizen dan met beperktere bagage door naar Bali, vanwaaruit we 3 september naar Sumba vliegen.
Zondag 2 september.
Na een, zoals gewoonlijk prettige en vlotte vlucht met Singapore Airlines, zijn we vroeg in de ochtend in Singapore geland. Daar stappen we over op een vlucht naar Lombok. Het verbaast ons dat er nog wat toeristen naar Lombok vliegen. Later bedenken we dat ze waarschijnlijk allemaal naar het zuiden van Lombok gaan, waar de aardbevingen geen schade hebben aangericht, en waar het toerisme nog ‘gewoon’ doorgaat.
Als we even na half 11 in Lombok landen, komen we snel door de douane, en rollen onze tassen al van de bagageband af als we daar aankomen. We haasten ons naar het Telkomsel standje in de aankomsthal en regelen ons internetabonnement en kopen voor mij een nieuwe simkaart, de oude was op een of andere manier onbruikbaar geworden. Nu kunnen we weer een tijdje goedkoop bellen, sms-en en internetten. Handig!
Jay en zijn collega Irwan staan ons buiten met auto op te wachten. In de auto bespreken we hoe we de paar uurtjes op Lombok praktisch in kunnen vullen.
We besluiten eerst even naar Pak Umpuk te gaan. Ida stuurt al een foto van de lunch die ze aan het maken is. Bij Opan en Ida willen we ook onze spullen achterlaten, dus dat wordt de volgende stop. Daarna zal het wel tijd zijn om terug naar het vliegveld te gaan.
Al rijdende zien we eigenlijk nog geen schade door de aardbeving. Al moeten we eerlijk toegeven dat kritische kijkers heel veel puin zullen zien, maar dat is vrij normaal in Lombok. Bouwafval, scheefhangende golfplaten, half ingezakte muurtjes. Dat heeft Lombok altijd wel.
Niets geks dus. Wat wel direct opvalt (en wat we vanuit de lucht ook zagen) zijn alle tenten. Al zijn het niet eens tenten. Meer een soort overkappingen van zeildoek en plastic.
Sinds de aardbevingen durven veel mensen niet meer in huis te slapen. De mensen slapen nu in de buitenlucht of in de tenten. Op lege velden staan nu veel tentenkampen, maar ook staan er ‘losse’ tentjes in de bermen, bij huizen en op pleinen.
Al kletsend en kijkend zijn we snel in Ampenan. Daar zien we een flink gebouw bij Kota Tua plat liggen. Dat hadden we bijne ‘live’ op internet al in zien storten. In het vissersdorp Pondok Perasi is nauwelijks schade. Wat muurjtes die plat liggen, missende dakpannen. Maar niets ernstigs. Tenminste, niet zichtbaar. Wel hebben veel huizen er barsten en scheuren bij gekregen. Daar maakt niemand hier zich druk om, ze zijn al lang blij dat ze nog een huis hebben.
Omdat wij haast hebben en Pak Umpuk ons toch echt langer wil zien dan 10 minuten, gaat hij met ons mee vanmiddag. Dus rijden we met zijn vijven door naar Opan en Ida in Peresak.
Daar wacht ons een heerlijke lunch. Lekker, tempe, gado gado, nasi, kroepoek, ote-ote. We zijn weer in Indonesië. Zo smaakt het in Nederland nooit.
Terwijl Ida de lunch klaar zet, geven we Jay een uitleg over de waterfilters die we bij ons hebben. Het filmpje met de Engelstalige instructie hadden we hem al gestuurd.
Om alles helemaal duidelijk te maken, haalt Opan een emmertje grondwater en gooien we een filter erin. Even onderdompelen, aanzuigen en het schone water begint te lopen, een kind kan de was doen... Jay is letterlijk en figuurlijk proefpersoon en keurt het gezuiverde water goed, smaakt prima zegt hij. We spreken af dat hij komende 2 weken al begint met uitdelen van de filters. Als Tom en Gabi naar Lombok komen, brengen ze nog meer filters mee, dan willen we ook de plekken waar deze eerte filters zijn uitgedeeld nog een keer bezoeken en kijken hoe de ervaringen zijn, en verdere instructies geven over het schoonmaken van de filters.
Die ervaringen gaan we dan ook delen met Innologic en Ibota, de ontwikkelaar en de stichting die de filters maken/verspreiden.
Na de lunch en het herpakken van onze bagage, besluiten we nog een rondje door de omgeving te gaan maken. We zijn toch wel erg benieuwd hoe het in de omgeving van Senggigi is.
Samen met Pak Umpuk, Jay en Irwan rijden we naar het noorden.
Ongeveer vanaf Jayakarta hotel wordt de zichtbare aardbevingsschade groter. Weer veel ingestorte muurtjes, maar ook gebouwen die (deels) plat liggen.
In Senggigi is het toch even slikken. Het veel te hoge, oerlelijke en pas dit jaar geopende Core hotel mist op alle verdiepingen hele platen stucwerk. Dan vraag je je af hoe de muren eronder zijn. Ook die hebben waarschijnlijk (deels onzichtbare door het bovenliggende stucwerk) scheuren en barsten gekregen. Hoe gaan ze ooit bepalen in hoeverre zo’n gebouw nog veilig is?
Verderop in Senggigi heeft elk gebouw wel schade opgelopen. Maar de mate is heel verschillend. Het oude Graha receptiegebouw ziet er gehavend uit. De nieuwbouw lijkt ongedeerd.
Overal in de hoofdstraat hangen dakplaten scheef, liggen stenen en puin naast de weg. Square plein ziet er belabberd uit. Veel gebouwen zijn kapot, of afgeschermd met zeilen, wat niet veel goeds doet vermoeden. Het nieuwe hotel naast Happy Cafe is flink beschadigd. Het hele blok winkels en restaurantjes tussen Taman en Pasar Seni is afgezet met linten en schermen.
Veel schade zien we in het voorbijgaan niet, maar omdat alles potdicht zit, is dat moeilijk te beoordelen.
Wat in Senggigi vooral schokt, is dat alles dicht is. Er is geen toerist op straat. Geen verkopers, niets.
Spookstad is de beste omschrijving die we kunnen bedenken. Heel triest.
Ook de grotere hotels naar het noorden zijn er vaak slecht aan toe. Sheraton is dicht, mist op het oog al veel dakpannen, en verder zal er ook het nodige kapot zijn. Als we voorbij Senggigi omkijken, zien we dat het strand volkomen leeg is. En dat op een zondagmiddag. Normaal zit het dan vol met Lombokse mensen die op hun vrije dag naar het strand gaan. Nu is er echt helemaal niemand.
We rijden nog een stukje door, tot net voorbij Holiday Resort. Overal is de schade groot. Er zijn daken waar geen pan meer op ligt. Veel huizen zijn helemaal ingestort. Ook de beter gebouwde hotels hebben schade. Holiday Resort ziet eruit alsof het voorlopig niet meer open gaat, vooral de gebouwen aan de landkant van de weg zijn gehavend.
We hebben voor vertrek veel foto’s en films gezien van de dorpen hier in de buurt. Daar is enorme schade. Van de hoofdweg uit zie je dat niet. Maar als de relatief betere gebouwen aan de grote weg er al zo slecht uit zien, begrijpen we dat de dorpen er veel slechter aan toe moeten zijn.
Jay heeft van tevoren al gezegd dat hij mij niet mee wil nemen naar de dorpjes, dan zou ik veel te veel moeten huilen. Dat geloof ik graag…
Maar de schade die we nu hebben gezien kunnen we nog aan. We rijden erlangs, zien de gebouwen. Maar we bekijken het van een afstandje, vanuit de rijdende auto, en zien geen mensen. Dat maakt het misschien wat makkelijker.
Als we even later via Gunung Sari naar het zuiden rijden, is het anders. Daar zien we weer de tentenkampen. Tenten die geen tent genoemd mogen worden. Zeil, plastic, alles wordt gebruikt om droog en uit de zon te zitten. Als we al degelijke tenten zien, is dat bij de overheidsgebouwen. Dat is schokkend om te zien. Het lijkt erop dat de overheidshulp zich tot hier beperkt. Wat we van iedereen horen komt de overheidshulp ook weinig in de dorpen, bij de bewoners zelf.
Heel erg triest. Vooral als je dan wel grote degelijke tenten bij politiebureaus, provinciegebouwen ziet staan. Je verwacht op zijn minst dat de gewone bevolking na een maand ook door de overheid voorzien wordt van de eerste levensbehoeften; eten, drinken, medische hulp en onderdak.
Maar wat we tot nu toe horen, zien en ervaren, is dt niet het geval.
De bevolking moet het tot nu toe hebben van de liefdadigheidsinstellingen, bedrijven, particuliere initiatieven en stichtingen die hulp brengen. En die zijn, dat kan ook niet anders, niet centraal gestuurd. Kunnen niet met elkaar overleggen wie waar, wanneer en met welke spullen naar toe gaat.
Een ander probleem is dat nu veel hulpverleners door hun geld heen raken.
Al een maand lang wordt er veel hulp geboden, maar 350.000 daklozen van alles voorzien, over zo’n groot, deels moeilijk toegankelijk gebied, is moeilijk en kost veel geld. Geld dat de bewoners zelf niet meer hebben, en dat veel bedrijven die hulp verlenen ook niet meer hebben. De toeristische sector heeft in de belangrijkste maand van het jaar, augustus, helemaal platgelegen. En we vragen ons af hoe lang het gaat duren voor Noord Lombok weer een toerist gaat trekken. We vrezen dat het lang is, zeker omdat er nog steeds (zelfs vanochtend net voor we aankwamen) bevingen en naschokken zijn.
Nog best wel zware ook, al richten ze nauwelijks extra schade aan, want in het noorden van Lombok is alles al kapot. Zo ontzettend triest.
Maar dat verdere noorden gaan we vandaag niet meer zien, we moeten naar het vliegveld. Over 2 weken komen we terug naar Lombok. En dan wil ik ook mee naar het noorden, tranen of niet. Jay legt wel een grote box tissues voor me in de auto.
We bespreken nog even onze plannen. We hebben al een paar keer aangegeven dat we eigenlijk willen stoppen met de noodhulp via Impian Anak. We willen ook geld overhouden voor de heropbouw, willen graag een paar gezinnen in het noorden van Lombok helpen hun huis op te bouwen.
Maar we besluiten in overleg met Jay om toch nog even door te gaan met de hulptransporten. Zolang de overheid hier niet voldoende aan doet, is dat bittere noodzaak. We kunnen het geld wel voor later sparen, maar de mensen moeten ook nu verder kunnen leven. Als je beseft dat er gezinnen zijn die nu al een maand in de buitenlucht slapen, omdat ze geen zeil hebben, en geen geld om iets te kopen, kun je niet anders dan doorgaan om zoveel mogelijk mensen te helpen. Zeker met het regenseizoen dat er aan zit te komen, en met de slechte voorzieningen in de tentenkampen. Mensen worden zwak, ziek, en vooral kinderen en ouderen krijgen daar nu al mee te kampen.
Morgen gaat Jay dus weer voor ons op pad, en Irwan gaat vast weer mee.
Terwijl er in de auto nog flink gemopperd wordt op de overheid, rijden we naar het vliegveld.
Daar nemen we afscheid voor 2 weken.
Het voelt rot om nu zelf ‘vrolijk’ op vakantie te gaan naar Sumba en Sumbawa, maar we gaan ons best doen om van daaruit de boel in de gaten te houden en komen over 2 weken uitgerust (?) terug om er op Lombok flink tegenaan te gaan.
Op het vliegveld mopperen we nog even door op meneer de president, die net vandaag heeft gekozen om een bezoekje te brengen aan de slachtoffers in noord Lombok.
Met zijn presidentieel vliegtuig heeft hij het vluchtschema in de war gegooid en mogen we weer een uur later vertrekken naar Bali. Daar aangekomen haasten we ons naar het hotel, waar we tegelijk met Dewa de parkeerplaats oprijden. Een bezoekje aan Bali, hoe kort dan ook, is niet compleet zonder Dewa te zien. We gaan samen eten en bijkletsen.
Van Dewa horen we dat ook in Bali veel geld wordt opgehaald voor de mensen in Lombok, ook de Nederlandstalige gidsen hebben hun steentje bijgedragen. Dewa is geschokt als hij ons verhaal over de toestand in Lombok hoort.
Na het eten nemen we in het hotel een warme douche (waarschijnlijk voorlopig de laatste) en gaan we na een hele lange reis lekker naar bed.
Morgen weer een dag…waarop we wakker worden met een gedeeld filmpje op internet over het bezoek van de president aan de slachtoffers in noord Lombok.
Heel typerend, met een groep kinderen in een prachtige tent. Waarschijnlijk hebben ze een klas kinderen uitgenodigd om met hem op de foto te gaan bij een politiebureau of een overheidsgebouw. Want dit soort tenten hebben we bij de gewone dorpen niet gezien.
3 september
Vroeg in de ochtend brengt de hotelauto ons naar het vliegveld. Daar checken we snel in en hoeven helemaal niets bij te betalen voor ons overgewicht. Dat valt weer mee, ze worden soepel bij Lion en Wings Air. Na een ontbijtje op het vliegveld lopen we naar de gate. En, het is niet te geloven, als we goed en wel zitten, veel te vroeg, worden de reizigers naar Waingapu al opgeroepen om in te stappen.
Zal het dan toch nog gaan gebeuren? Een Wings Air vlucht die op tijd vertrekt.
Nou, bijna dan, we vertrekken niet op tijd, maar te vroeg!!!
Wij klagen er niet over, en lezen nog een keer met verbazing en lol de Doa-doa perjalanan, de Invocation card die bij de veiligheidsinstructies zit, door. Voor elke religie is er een apart ‘gebed’ voor een goede reis. Lijkt me geweldig voor de mensen met vliegangst. Op de vlucht zitten overigens maar een paar toeristen. Dat vinden we niet erg, Sumba zou nog een minder toeristische bestemming zijn, één van de redenen waarom we hier graag naar toe willen.
Boven Oost Sumba zien we al hoe de komende dagen eruit gaan zien. Dor en droog. Het landschap is overwegend geelbruin. Weinig bebouwing, alleen hier en daar wat kleine huisjes.
De stad Waingapu zelf is ook niet heel groot.
Als we geland zijn en met onze bagage naar buiten lopen, worden we al opgewacht door onze chauffeur en gids voor Sumba. Pak Manto en Erwin hebben er zin in, en wij ook.
Even later rijden we naar ons eerste ‘huisje’.
Dat is bij een Royal family, een van de koninklijke families op Lombok. Hun koninkrijk is in Prailiu, niet ver van het vliegveld. We zullen er 3 nachten blijven.
Hun woonplek is anders dan Paleis Soestdijk of wat we ons bij een royal family voorstellen. Maar indrukwekkend is het zeker. De familie leeft (met heel veel personen) in en rond een centraal gebouw waar we ontvangen worden, met, volgens traditie, een schaaltje sirih/betelnoten en toebehoren, waar we op mogen gaan kauwen. Heel leuk is dat, want je krijgt er een vreselijk rode mond van. Het geheel is als een soort pruimtabak, en de kauwer krijgt er een mond van die eruit ziet alsof hij een flinke slok bloed in de mond heeft. Niet erg smakelijk dus. Erwin vertelt ons dat het voorzetten van het schoteltje een uiting van gastvrijheid, van een warm welkom is, maar dat de gast het spul niet hoeft te gebruiken.
Heel fijn!
Terwijl de vrouw des huizes koffie voor ons zet, lopen we naar de nieuwbouw van een gastenverblijf. Zoals veel gebouwen hier een kolossaal gebouw, helemaal van hout, ruim en vierkant. Elk detail heeft een traditionele betekenis, veel voortkomend uit het Marapu geloof; het gebruikte hout, de vorm, de indeling. Het meest opvallend is het hoge ‘punthoed’dak. In de punt huizen de geesten van de overleden voorvaderen. Zij zijn de verbinding tussen god en de ‘aardse’ wereld. De mensen die nu leven communiceren via de voorvaderen met god. Tevens wordt in de punt de voorraad graan, rijst en mais bewaard. Omdat de kook/stookplek recht onder het puntdak ligt, blijft alles door de warmte en rook goed droog.
Al luisterend naar alle uitleg en onze ogen uitkijkend lopen we terug naar de centrale ruimte. Daar spreken we met een van de zonen des huizes, hij is getrouwd met een Australische.
Na de koffie worden we naar ons huisje gebracht. Hoewel, huisje…het is een mini-kopie van de traditionele huizen hier. Heel ruim, op palen, vierkant, en ook met puntdak.
We hebben een riant balkon en kijken uit over de renbaan, waar we de komende dagen heel wat paardjes met hun eigenaars rondjes zien lopen.
Maar lang blijven we nu niet, we gaan eerst Waingapu in om een hapje te eten. Daarna rusten we even en zetten we onze tocht voort. We rijden naar een heuvel in de buurt, vanwaaruit we uitkijken over de vallei waar we morgen naar toe zullen gaan. De vallei is als een oase in de geelbruine omgeving. Water genoeg daar, zo te zien.
Na dit uitstapje rijden we door naar Walakiri Beach, waar ik me ontzettend op verheugd heb. De zonsondergang moet er heel bijzonder zijn, met name vanwege de bijzondere mangrove-bomen die in zee staan.
Het strand is inderdaad prachtig, zoals je een tropisch strand verwacht. Wit zand, blauwe zee, palmbomen, een voudig restaurantje, verse kokosnoten en mooie schelpen.
De bijzondere bomen zijn inderdaad heel bijzonder. Maar ook heel kwetsbaar, vertelt Erwin. Door de toeristen die er dagelijks tussendoor banjeren, aan hangen en mee poseren, hebben de bomen veel te lijden, en er blijven steeds minder van de bomen over. Programma’s om nieuwe bomen te kweken willen nog niet echt lukken.
Het lijkt nu nog wel mee te vallen met de belangstelling voor de bomen, maar tegen zonsondergang komen de toeristen eraan, met massa’s zitten ze tussen de bomen. Handtasjes worden aan de takken gehangen, alsof het kapstokken zijn. Je wil natuurlijk niet met handtasje op de foto.
We verbazen en ergeren ons. Maar ja, het toerisme maakt meer kapot dan je lief is. Heel dubbel, want wij zijn hier ook als toerist. Maar dan wel op gepaste afstand. We knippen een paar foto’s van de prachtige bomen, met een adembenemende zonsondergang erbij, maar zijn toch een beetje teleurgesteld omdat het nauwelijks lukt een foto zonder toeristen te maken.
In het donker rijden we terug naar de ‘koninklijke’ familie waar we vanavond mee zullen eten. Het is gezellig druk, en we hebben na een paar minuten al geen idee meer wie hier woont, wie op bezoek is, wie familie is. Maar dat maakt niet uit, het is er sowieso gezellig. We maken kennis met de Australische Sarah, haar man hebben we vanmiddag al ontmoet. Zij runnen samen de ‘bed en breakfast’ en proberen ook een soort toeristisch ikatcentrum op te zetten. Hier kunnen gasten kennnis maken met de traditionele manier van weven, de ikat. En mensen uit de buurt kunnen er op die manier meer aan geld aan verdienen.
Het diner is eenvoudig, traditioneel en lekker. Witte rijst, maisrijst (een soort fijngehakte en in kokosmelk gekookte mais), wat groente en kip.
Erwin en Pak Manto eten ook gezellig mee. Na het diner worden we bij ons huis afgezet en gaan we ‘uitgebreid’ douchen op traditionele wijze. Met een plastic bakje scheppen we water uit de mandibak (een grote bak of emmer vol water) en spoelen we onszelf af. Koud, maar daardoor des te verfrissender.
Door de flinke wind is het in het huis trouwens niet overdreven warm. De ventilator blijft ongebruikt staan.
We proberen nog wat te lezen, maar vallen al snel in slaap, het was ook weer een indrukwekkende dag.
4 september
We hebben lekker geslapen en zijn op tijd wakker. Heerlijk rustig is het hier, je hoort wat kippen, honden en in de verte een moskee. Bijzonder hier op Sumba, want het overgrote deel van de bevolking is christen.
Om 8 uur wordt er een tas gebracht met een grote trommel erin. Ons ontbijt. Koffie, thee en drinkwater kunnen we zelf pakken/maken in het huisje. De trommel is gevuld met versgebakken brood, jam, honing, boter, banaantjes en een halve papaya. Een goed begin van de dag, zeker met het uitzicht dat we hier hebben erbij.
Om 9 uur staan Erwin en Pak Manto voor de deur en gaan we op pad.
We rijden naar de vallei waar we gistermiddag vanaf de heuvel over uitkeken. Daar gaan we in elk geval een stuk fietsen en iets over de ikat-weeftraditie op Sumba bekijken. Wat de dag verder brengt, zien we wel.
We stoppen bij een huis waar al wat mountainbikes buiten staan. Ook is er een grote kamer waar geweven doeken hangen. We worden ontvangen door een groepje dames. Een paar jonge meiden van Mai La Humba uit Sumba, en 2 meiden uit Java. De laatste 2 helpen de mensen in Sumba met het opzetten van een toeristisch programma. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het Sumbanese groepje zelfstandig verder gaat. Veel groepen toeristen zijn er nog niet geweest, dus het is voor iedereen nog een beetje spannend.
Als we allemaal een fiets en helm hebben uitgezocht, gaan we op pad. De mountainbikes zijn even wennen, maar al snel hebben we de smaak te pakken. We fietsen in heel rustigtempo door de prachtige omgeving. Door de goede irrigatie is het hier heel groen. We passeren een brug, fietsen langs kanaaltjes en rijstvelden. Bij een klein huisje houden we de eerste stop. We krijgen er uitleg over een paar stappen van het ingewikkelde ikat-proces. Te ingewikkeld om hier uit te gaan leggen. Wie geïnteresseerd is in de details, kan het beste even googelen (of naar Sumba gaan).
Het leuke van deze opzet is dat je bij gewone huizen komt, waar (meestal) de vrouw des huizes naast haar huishoudelijke taken aan het ikat gebeuren werkt. Vandaag bezoeken we verschillende van dit soort adresjes waar steeds andere werkzaamheden worden uitgevoerd. Zo krijgen we een mooi beeld van het hele proces, van het weven van de draden (al worden die tegenwoordig vaak kant en klaar gekocht), het voorbereiden van het weefwerk, het ontwerpen van de designs, het afbinden van de delen die niet gekleurd mogen worden, tot het maken van de verfstoffen, het verven zelf en natuurlijk ook het weven zelf. Een hele ikat maken, inclusief verven en alles, kan wel een jaar in beslag nemen.
Alles is handwerk, en wordt in verschillende huizen, door verschillende vrouwen uitgevoerd. Ikat is traditioneel een vrouwen-aangelegenheid. Maar we zien vandaag ook een paar mannen aan het werk.
In de ochtend bezoeken we 2 plekken. Daarna krijgen we bij het startpunt een heerlijke lunch.
Na de lunch rusten we een uurtje uit in de schaduw van een paar bomen, en krijgen we nog wat verdere uitleg over het ikat proces, en over de opzet van het programma. Het is leuk te zien hoe enthousiast de jongeren zijn en hoe serieus ze hun taak nemen. Hun Engels en ons Indonesisch is niet voldoende om alles over te brengen, maar met onze gids erbij is dat geen probleem.
Na de pauze laten we de fietsen staan en wandelen we verder. We bezoeken vanmiddag nog 2 ‘werkplaatsjes’. Bij de eerste zien we het weven zelf, en krijgen we uitleg over het maken van de kleur indigo. Dat schijnt echt een vrouwending te zijn. Peter en Erwin mogen zelfs niet mee naar het schuurtje waar de draden worden geverfd. Ik wel, en ik mag er ook foto’s maken.
Daarna wandelen we door een bos en langs een veldje waar de grondstoffen voor de ikat (van katoen tot verfstoffen) worden geteeld en geplukt/geoogst. Bijzonder om te zien hoe alles op een natuurlijke en natuurvriendelijke manier gebeurt. Op de laatste plek die we bezoeken zien we hoe de weefgetouwen worden opgezet, hoe de draden erover worden gespannen.
Terwijl we zitten te kijken worden er een paar kokosnoten uit de boom geplukt en worden we verrast met een verfrissend kokosdrankje. De honden, koeien en varkens scharrelen overal gezellig tussendoor. Wat een bijzondere manier van leven hebben de mensen hier. Volledig één met de natuur. Bijzonder om te zien. Wat ook erg opvalt is de vriendelijkheid van de mensen. Iedereen ontvangt ons hartelijk (uiteraard met een schaaltje betelnoten), neemt de tijd om ons dingen te vertellen, te demonstreren.
We hebben nog niet alle stappen van het ikat-proces gezien, maar wel een veel beter beeld ervan. En we begrijpen nu ook waarom de doeken, de echte handgemaakte, niet goedkoop zijn. Als je bedenkt hoeveel mensen eraan gewerkt hebben, en hoevel uren werk in zo’n doek zitten, onvoorstelbaar.
Na dit ‘leerzame’ deel van de dag komt er nog een ander uitstapje. We wandelen door naar de rivier, die er uitnodigend fris uitziet. En dat vinden niet alleen wij. Een paar jongemannen rijden er op hun paarden doorheen. Kinderen spelen er. Wij gaan er aan het werk. We gaan een soort mosselen zoeken. Die zitten in de rivier, ongeveer 5 centimeter onder het zand/stenen. Je moet dus met je handen een handvol stenen/zand wegschrapen en kijken of er toevallig een mossel bij zit.
Onbegonnen werk, lijkt ons, maar met zijn vijven hebben we in een half uur toch een halve emmer schelpen met inhoud bij elkaar gevist.
Aangezien we hier vanavond blijven eten, zit de kans er wel in dat we de vangst vanavond op ons bord weer tegenkomen.
We wandelen terug naar de plek waar we vanochtend begonnen zijn en hebben nog een interessant gesprek met de meiden uit Java. Heel bijzonder wat ze hier opzetten en hoe ze de jongeren van Mai La Humba erbij betrekken. Omdat ze zelf ook nog in de opstartfase zitten, zijn ze uiteraard ook benieuwd hoe wij deze dag hebben ervaren. Nou, dat is duidelijk, wij vonden het leuk, leerzaam en heel bijzonder. Vooral de manier waarop ze iedereen op een leuke manier erbij betrekken. De vrouwen/gezinnen die de productie van de ikat verzorgen, de jongeren die als gids fungeren, de vrouw die de lunches, hapjes bij de koffie en het diner verzorgt.
Het diner is heerlijk, al komen we de zelfgevangen mosselen niet meer tegen.
Wel heel veel andere lekkere dingen, dus we klagen niet.
Na de lunch is het tijd om terug te keren naar ons huis in Prailiu. We nemen afscheid en wensen iedereen heel veel succes, we hopen oprecht dat dit project goed gaat lopen! De meeste plekken waar je iets ziet van traditioneel vakmanschap zijn veredelde verkoopdemonstraties. Je loopt door een show-werkplaats en staat binnen een paar minuten in een winkel waar je dan iets ‘mag’ kopen.
Hier zie je de mensen aan het werk op de plek waar ze altijd werken, en wordt niet van je verwacht dat je ook iets gaat kopen.
Als we een half uurtje later thuiskomen, hebben we net de zonsondergang gemist, maar is de lucht nog mooi genoeg voor een paar foto’s.
We gaan niet te laat naar bed, morgen weer een dag, dan gaan we een dagje wat verder naar het zuidoosten.
5 september
Vandaag hebben we een wijziging in het programma, we zouden naar een traditioneel dorpje en een waterval ten westen van Waingapu gaan. Maar vanwege wegwerkzaamheden in die richting gaan we naar het dorpje Rende en Waimarang waterval, een stuk naar het zuiden.
Wij vinden het allemaal goed. Waterval klinkt in elk geval heerlijk!
Het is een heel stuk rijden en we genieten van het uitzicht om ons heen. En van de muziek in de auto. Sumbanezen en muziek is een goede combi. Hoe harder hoe beter, lijkt het wel. Och, zolang de muziek goed is, vinden wij het prima.
De omgeving verandert snel. Het is hier ontzettend droog. De huisjes, vaak zijn het niet meer dan gammele hutjes, liggen her en der verspreid. Overal scharrelt wat vee rond, kippen, geiten, varkens, koeien. Bij de meeste huisjes hangt was te drogen. Of is al lang droog en hangt er nog steeds. We zien veel ouderwetse waterputten waar mensen met een emmer water uit halen. Wat zullen ze straks blij zijn als het gaat regenen en alles weer wat kleur krijgt.
We vragen ons af waar de mensen van leven, grote plaatsen zijn er nauwelijks, maar Erwin vertelt dat er wat gevist wordt, er is een stuk verderop een grote suikerrietplantage. Er werken wat mensen in de zand/steen/kalkwining. Verder is er wat visserij op zee. Veel mensen hebben een klein moestuintje bij hun huis. Ze zullen redelijk zelfvoorzienend zijn, denk ik. Je ziet weinnig auto’s en motoren. En de afstanden zijn groot.
Als we bij het traditionele dorp Rende aankomen, lijkt het volkomen uitgestorven. We vragen ons af of er uberhaupt mensen wonen, of dat het een soort museumdorpje is.
Ons huisje in Prailiu, ook traditioneel gebouwd
Maar er zitten wel wat mensen in de beschutting van hun huizen, onder de overstekende daken. Ook hier zien we weer de traditionele grote vierkante huizen met puntdak. Soms met dakbedekking van alang-alang gras, soms de modernere versie van golfplaat.
Als we even rondlopen door het dorpje, snappen we waarom we niemand zien. Het is bloedheet en door de stralendwitte ondergrond van een soort kalksteen, weerkaatst de zon enorm.
Met Erwin maken we een rondje door het dorp en we krijgen uitleg over vanalles en nog wat.
Over de graftomben die centraal tussen de huizen staan. Over de indeling van de huizen, de tradities en gebruiken. Heel interessant. Het lijkt erop dat het leven hier aan elkaar hangt van tradities, gebruiken, ceremonies voortkomend uit het Marapu geloof.
Ook hier wordt weer volop geweven. We zien niet heel veel verschillen met de ikat die we gisteren zagen, maar het schijnt dat elke regio weer andere motieven en kleuren heeft. Op zich ook logisch als je bedenkt dat de meeste grondstoffen voor de verf uit de natuur komen, komen bepaalde planten hier niet voor, dan wordt de kleur die ze ervan maken minder of niet gebruikt.
Na de wandeling worden we ontvangen door één van de bewoners, met de welbekende betelnoten en een kop koffie. Lekker, hier geen Lombok-koffie maar Sumba koffie. We proeven eigenlijk geen verschil, en dat zal er ook niet zijn, want koffieplantages hebben ze hier niet.
Als de man aan Erwin vraagt wat we de rest van de dag gaan doen, vind ik het weer leuk dat ik wat Indonesisch versta. Als Erwin vertelt dat we naar de waterval gaan, kijkt de man naar mij en zegt iets over mij. Klinkt als ‘…… met die vrouw?’. Erwin antwoordt hem dat het wel kan, dat ik sterk ben. Pak Manto voegt er aan toe dat ik gisteren ook gefietst heb. Haha, de vraag van de man was inderdaad of ik de wandeling naar de waterval wel aan zou kunnen. Heel geruststellend dus, ik ben nooit zo gek op wandelingen bergop/af over lastige paadjes. Maar volgens onze begeleiders komt het vast wel goed. We zullen zien.
Als we de kopjes (op een laagje koffiedrab na) leeg hebben, gaan we weer verder. Op naar de waterval. Dat is nog een heel eind rijden over slechte wegen en zandpaadjes. Het uizicht verandert niet veel, al is het met plaatsen wat bergachtiger. Het blijft overwegend kurkdroog en we vragen ons af hoe hier een waterval kan zijn.
Ook hier, ‘in the middle of nowhere’, komen we steeds weer huisjes en af en toe een dorpje (meer dan 1 huisje) tegen. De bewoners horen ons ongetwijfeld aankomen (ramen open, goede harde muziek, geen ander verkeer) en staan al bij hun huis te zwaaien. Wat een vriendelijkheid overal!
Na een fikse rit komen we bij een soort van parkeerplaatsje. Daar wordt de auto neergezet en we besluiten om voor de wandeling eerst te lunchen. De andere optie was bij de waterval eten, maar dan moeten we de lunch meenemen naar beneden. Op één van de bamboe berugaks gaan we lekker in de schaduw zitten en Erwin en Pak Manto serveren de lunch. Heel grappig (en verantwoord), voor iedereen een tupperware box met vakjes vol lekkere dingen, nasi, vlees, groente, stukje tempeh en uiteraard wat sambal. Dit zou iedereen moeten doen, scheelt veel plastic afval! Ook aan het drinken is gedacht. In de auto staat een 20 litercontainer drrinkwater met een pompje, en we hebben alle vier een veldfles, waarin het water ook nog lekker koel blijft. Goed idee voor Lombok! Geen gedoe met plastic flesjes of bekertjes kopen en we hebben altijd water bij de hand.
We hebben deze reis overigens via Wise Steps Travel geboekt, een organisatie die veel aandacht besteedt aan reizen op een ecologisch verantwoorde wijze, en ook kleinschalige lokale projecten ondersteunt, zoals de tocht van gisteren met de jongeren van Mai la Humba langs de ikatbedrijfjes.
Als we de lunchboxen leeg hebben, (eigenlijk dragen we de lunch nu toch mee naar beneden) gaan we afdalen. Ik ben blij dat ik mijn trekking/wandelstok bij me heb, want het pad is best steil en door losliggend zand en steentjes soms behoorlijk glad. Na een afdaling van een half uur komen we bij de waterval. En die is mooi! Als is het niet echt een waterval. Meer een natuurlijk zwembad in de rotsen. Via een kleiner bad kun je door naar een grote, bijna volmaakt ronde ‘vissen’kom in de rotsen. Vandaaruit kun je nog verder omhoog klimmen naar een volgend bad, maar daar wagen we ons niet aan.
We koelen heerlijk af in het water, wat een genot. Het is er wel wat drukker, maar we zijn de enige niet lokale toeristen. Ook wel gezellig!
Als we uitgespetterd en weer droog zijn, gaan we aan de terugweg beginnen. Die vind ik niet zo leuk, maar ja.
Met een paar tussenstops/drinkpauzes en uithijgmomentjes komen we boven aan, waar Pak Manto op ons zit te wachten. Daar drinken we nog wat en daarna gaan we weer op pad. Terug richting Prailiu.
Maar we maken nog een tussenstop bij Wera, een mini-resort aan zee. Een paradijsje, al is het met ‘onze’ toyota niet makkelijk te bereiken. Het zand is erg los, en we mogen op een gegeven moment even uitstappen en de auto een zetje geven. Met stoffige voeten komen we aan bij het strandresortje. Zee genoeg hier om de voeten weer schoon te spoelen. Het is een leuk plekje voor mensen die rust zoeken. Een paar eenvoudige, maar mooie huisjes en een restaurantje erbij. Alles op een prachtige manier ingericht en afgewerkt. Het oogt heel natuurlijk, niet storend in de omgeving.
Je moet er wel van rust houden, want in de omgeving is verder weinig te doen. Voor een uurtje of wat vinden wij het leuk. Stukje langs het strand wandelen, schelpen zoeken, daarna een heerlijk diner en nog even genieten vn de prachtige lucht tijdens de zonsondergang.
Daarna rijden we het laatste stuk terug naar Prailiu, waar we de laatste nacht hier door gaan brengen. Morgen vertrekken we naar het zuid-westen.
Lombok, 11 en 12 september 2018
- Details
Tja, na Sumba (of eigenlijk halverwege Sumba) nu even een sprong vooruit.
We waren ijverig bezig met het reisverslag van onze trip door Sumba, daarna zou Sumbawa nog volgen.
Maar de plannen zijn gewijzigd. Aangezien er geen veerboot voer tussen Waikelo (Sumba) en Sape (Sumbawa) (vanwege aanpassingen in de haven van Waikelo) en we alleen via omwegen naar Sumbawa konden vliegen, zijn we aan het denken gegaan. Onze gedachten zaten al deels in Lombok, dus hebben we snel de knoop doorgehakt en Sumbawa uit ons schema geschrapt. Vanuit Sumba zijn we aan het einde van onze rondreis (via Denpasar-Bali) naar Lombok gevlogen.
Daar zijn we 11 september tegen de avond geland.
Van Sumba hebben we nog een paar dagen te schrijven, dit stellen we uit tot een later moment.
We zijn erg druk en vinden Lombok even iets belangrijker.
Terug naar 11 september dus…
11 september 2018
Na een vlotte vlucht zijn we op Lombok geland. We hadden aan Trac al doorgegeven dat we een paar dagen eerder kwamen, en onze huurauto stond netjes klaar op het vliegveld.
Een uurtje later komen we aan in Loco, waar we bij het voetbalveldje worden begroet door de mannen uit het dorp. Perfecte timing, er zijn genoeg mensen om ons te helpen de bagage naar boven te sjouwen. De auto mogen we bij Bumi Aditya hotel parkeren, daar zijn genoeg vrije plekken.
Dan lopen we het dorp in. We kenden het uiteraard al van de foto’s, maar het tentenkamp op het open veld in het dorp maakt wel indruk als je er zo langs loopt. Hier leven veel gezinnen nu, omdat hun huis onbewoonbaar is na de aardbevingen of omdat ze te bang zijn om in huis te slapen. Veel huizen die nog overeind staan, hebben flinke schade opgelopen en zien er niet al te veilig uit. Zeker omdat er nog steeds aardbevingen zijn, vertrouwen veel mensen het niet om in huis te slapen.
We lopen door naar ons huis, alle 117 traptreden, en zijn blij met de hulp van een paar jongens uit het dorp. Die huppelen vrolijk met onze bagage naar boven.
Volgens Pak Edu, de ‘huisbaas’ moeten we eerst maar even gaan rusten. Tja, dat zou misschien wel verstandig zijn, maar we willen eigenlijk nog wat zien van Senggigi.
Als we ons heerlijke welkomstdrankje, een watermeloensapje, op hebben wandelen we naar Senggigi.
De schade is niet echt opvallend. Zeker nu in de schemering zou ons niets opvallen als we er niet speciaal op zouden letten. We zijn het wel gewend dat links en rechts wat zand ligt, een stapel stenen, wat bouwafval. Dat is hier altijd. Ook is het minder uitgestorven dan we verwacht hadden. Er zijn wat restaurantjes open, een paar hotels, de meeste supermarkten. Bij vrijwel alle restaurantjes die open zijn, zitten wel een paar mensen, dat hadden we eerlijk gezegd niet verwacht.
We besluiten om eerst maar een hapje te eten. Bekend adres, andere eigenaar/naam, iets met Willy, maar de kaart is vrijwel hetzelfde en het personeel ook. Prima plek voor een snel diner.
We besluiten om nog wat verder Senggigi in te lopen. Tot aan Happy Café lijkt er weinig aan de hand te zijn. Maar daarna verandert het. Alle gebouwen mankeren wel wat. Het nieuwe Central Inn hotel heeft een wel erg open kamer gekregen. De hele voorpui van een kamer op de 2e verdieping is eruit gevallen en je kijkt zo de badkamer en slaapkamer in. Taman hotel/restaurant ziet er wel nog goed uit. De rij winkels aan de linkerkant is dicht, en als we het gebouw bekijken, lijkt het erop dat ze voorlopig niet meer open gaan. Jammer, mijn favieriete souvenirwinkel zat er ook.
Ook aan de andere kant van de weg veel schade. Nu we toch al een eind naar het noorden zijn, besluiten we door te lopen naar Asmara, waar Daan aan het werk is. Daar is het rustig, maar er zijn toch nog een paar tafeltjes bezet. Daan wist dat we al eerder naar Lombok zouden komen, maar had ons hier nu niet verwacht en krijgt het even te kwaad als ze ons begroet. Het is voor haar een heftige tijd geweest. Eerst het overlijden van haar vader, nu de ellende van de aardbeving. Het huis van haar en haar familie is grotendeels ingestort, en ze leven nu in een tent in Loco.
We drinken een kop koffie en kletsen even bij. Dan wandelen we rustig terug naar Loco. Het is al laat, de rest van Senggigi komt nog wel een keer.
Ondanks de schade die we hebben gezien, valt het ons niet tegen. We hadden Senggigi stiller verwacht. Het is absoluut niet wat we gewend zijn hier, maar er leeft nog iets.
Als we weer boven op de berg zijn aangekomen, zetten we voor de zekerheid een rugzakje met wat kleren, een zaklamp, flesje water en onze papieren naast het bed. Als we vannacht halsoverkop het huis uit moeten, hebben we in elk geval wat bij ons. Ondanks het feit dat dit huis tot nu toe geen scheurtje heeft opgelopen, ben je je zeer bewust van het feit dat er elk moment een nieuwe beving kan komen.
De angst van de mensen die slechtere huizen hebben en nu in de tenten overnachten, begrijpen we heel goed. Tja, niet voor niets hebben we zelf voor de zekerheid ook maar een tentje meegenomen. Je weet nooit of het van pas komt. Als we het zelf niet nodig hebben, kunnen we er altijd nog iemand anders blij mee maken.
12 september 2018
Na een toch wat onrustige nacht zijn we vroeg uit de veren. Lombok wacht, en buiten is het heerlijk rustig en nog niet al te warm. Pajri maakt een lekker ontbijtje voor ons. Bananenpannenkoek, kopje thee, buah naga. Met het fantastische uitzicht erbij is het genieten.
Na het ontbijt gaan we naar Pak Umpuk, op ziekenbezoek. Hij is al een paar dagen niet lekker.
Hij ziet er ook niet goed uit, maar als we een tijdje bij hem en ibu zitten te kletsen, lijkt hij wat vrolijker te worden. Uiteraard wordt de reis naar Sumba besproken, de kinderen, de aardbeving. Na een jaar hebben we heel wat bij te praten.
Een uur of wat later rijden we naar Mataram. Daar willen we wat inkopen doen, gewoon wat huishoudelijke dingetjes en wat eten en drinken.
Als we over Jalan Udayana rijden, zien we de auto van Jay staan bij zijn 3 maanden jonge restaurantje. Als de auto er is, zal Jay er ook wel zijn. En inderdaad, hij is er. Het restaurantje hebben we nog niet gezien, behalve vorige week, toen we er langs zijn gereden. Jay organiseert normaalgesproken Rinjani beklimmingen en toeristische dagtochten, maar daar zal voorlopig weinig klandizie voor zijn. De Rinjani zal sowieso voorlopig dicht blijven voor toeristen. Geen idee hoe de situatie daar nu is na alle bevingen en landverschuivingen, maar veilig is het er zeker niet. Nu heeft Jay in elk geval hieruit nog wat inkomsten.
Het restaurant ziet er gezellig uit. Alle restaurantjes/warungs hier zitten in de open lucht. Jay’s warung heeft een aparte sfeer, niet standaard Lomboks. Een sfeer en aankleding die ook de jongeren hier aan zal spreken. Even later komen er inderdaad een paar studenten aanlopen die hier gaan zitten en wat bestellen. Gratis wifi wordt goed gebruikt. Slim om dat aan te beiden hier! De studenten gaan rustig hun huiswerk zitten maken.
Veel honger hebben we nog niet, maar Jay wil ons toch iets te eten geven. Hij gaat persoonlijk een Rinjani-pizza voor ons maken. En een kop Rinjani thee. Eenvoudig maar erg lekker. Terwijl we zitten te eten en drinken bespreken we met Jay de afgelopen weken en de komende weken.
Al sinds de bevingen van 6 augustus rijst Jay een paar keer per week met hulpgoederen naar de zwaargetroffen gebieden, met name in noord en oost Lombok. Wij zorgen voor het geld, Jay regelt de inkopen en verspreiding. Iets wat hij met veel toewijding doet, en waar we hem erg dankbaar voor zijn.
We spreken af dat we deze week nog met hem op pad gaan om spullen af te leveren in oost Lombok.
Daar is hij in een dorpje geweest waar nog nauwelijks andere hulp was gekomen.
Vrijdag gaan we met hem mee. We twijfelen nog even of we morgen ook mee gaan inkopen doen, maar onze aanwezigheid zal de prijs van de inkopen misschien wat doen verhogen. Dus geven we Jay geld en spreken we af voor vrijdag.
omgeving Gunung Sari, vanaf hier zien we grote tentenkampen
Veel eenvoudige kleine huisjes worden hier gebouwd, comfortabeler dan de tenten
We rijden nog even door naar Mataram Mall. Daar doen we wat inkopen. We rijden terug via Gunung Sari en Pusuk Pas. Gunung Sari is zwaargetroffen. Vreselijk om te zien. Wel zien we hier wat opbouw. Niet op de plekken waar de huizen stonden, maar in de opvangkampen. Op een paar plekken zien we rijen eenvoudige huisjes staan. Heel simpel, van houten/hardboard platen met een metalen golfplaten dak. Niks luxe, niks moois, maar vast veel beter dan een tent. Tenten zijn er in alle soorten en maten. Van kleine koepeltentjes tot hele grote tenten. Maar ook veel zelfgebouwde exemplaren, van stukken zeil, karton, golfplaten.
Bij scholen en ziekenhuizen staan grote tenten van de overheid of politie. Op plekken waar scholen nog intact zijn, wordt ook vaak in tenten les gegeven, omdat de kinderen nog niet naar binnen durven.
In de omgeving van Bangsal, Teluk Nare is enorm veel schade
Op veel plekken is al flink opgeruimd
We rijden verder en bij Pusuk Pas keren we weer naar het zuiden. Hier is een van de zwaarst getroffen gebieden, Pemenang. Wat een ellende, hele gebouwen, hele buurten die weg zijn. Alleen bergen puin liggen er nog.
Er is opvallend veel politie op de weg, en ook zien we veel militairen. Op een enkele plek wordt puin geruimd met grote graafmachines. Hele velden worden zo schoongeveegd. We vragen ons overigens af waar al het afval naar toe gaat.
Het 2 jaar oude terminalgebouw in Teluk Nare heeft de aardbevingen ook niet goed doorstaan
De graafmachine heeft hier genoeg werk. Militairen zorgen voor de doorstroming van het verkeer.
Bij scholen, ziekenhuizen en overheidsgebouwen staan vaak grote tenten. Hier bij Puskesmas Nipah is veel naar buiten verhuisd.
We zien ook veel gesorteerd ‘afval’ liggen. Wat eventueel bruikbaar is voor de heropbouw wordt schoongemaakt en bewaard. Tot nu toe is het voor niemand echt duidelijk wanneer ze met de heropbouw kunnen beginnen. Maar de verhalen gaan dat de overheid begint met vergoedingen geven in de zwaarstgetroffen gebieden. Afhankelijk van de mate van schade (beetje beschadigd, flink beschadigd of compleet verwoest) krijgen de mensen dan een vergoeding. De hoogste, bij compleet verwoest, is 50 miljoen IDR, omgeveer 3000 euro. Niet genoeg om een compleet huis te bouwen.
Dan is het wel handig als je van tevoren zoveel mogelijk materialen verzamelt, desnoods 2e hands.
Tot aan Senggigi blijft de schade aanzienlijk. We worden er niet vrolijk van. Opvallend is dat de meeste mensen hier wel heel optimistisch zijn. Ze zijn flexibel en passen zich vlot aan aan de nieuwe situatie.
Als we weer in Loco komen, verzamelen we wat spullen en gaan dan naar Opan en Ida.
Voor we wegrijden worden we geroepen door Pak Awal en zijn vrouw. Hun huis is grotendeels ingestort, maar ze proberen zoveel mogelijk bij hun huis te blijven, ze gaan pas later in de avond naar de tenten. Hun 3 maanden oude kleinkindje is graag in de tent. Thuis huilt het kind alleen maar. We horen het van meer mensen, de kinderen hebben niet zoveel moeite met de tenten. Voor veel van hen is het best wel gezellig. Al zijn er ook ouders die klagen over het gebrek aan nachtrust,voor hunzelf en voor de kinderen.
We krijgen thee aangeboden, maar beloven snel een keer terug te komen. We moeten nu snel naar Opan en Ida die op ons zitten te wachten. En waar we heel veel dingen moeten bespreken, zowel over de aardbevingshulp als over de 'standaard' Impian Anak-zaken; de schoolkindersponsoring, Rahman, medicijnen. Ook dat loopt allemaal door deze maanden.
Veel te laat in de avond rijden we weer naar Loco. Het was weer een volle dag. Maar morgen hebben we (nog) weinig planning, misschien komen we dan aan schrijven toe…
Lombok, 13 september 2018
We hebben voor vandaag geen plannen. Hoewel, bijna geen. Vanavond worden we verwacht bij Pak Umpuk, maar dat duurt nog een tijdje.
We besluiten de dag te beginnen met een ‘rondje Senggigi’. Eén van onze vaste bezigheden hier.
Soms doen we dat in een uurtje, soms doen we er een hele dag over.
Net voor we vertrekken horen we in het dorp een vreselijk gekrijs en geschreeuw. Klinkt alsof er minstens iemand vermoord wordt. Pajri, die hier boven is, sprint de trap af. Wij volgen even later in een rustiger tempo, maar vragen ons wel af wat er aan de hand is.
Bij het tentenkamp staan wat mensen, we kletsen even, niemand weet wat er gebeurd is. Verder in het dorp staan groepjes mensen druk met elkaar te praten, maar we zien geen lijken, gewonden of wat dan ook. Zal wel niks aan de hand zijn.
Als we het dorpje uitlopen, ter hoogte van de moskee, zien we een man op de grond zitten, met een hele groep andere mannen eromheen. De man op de grond spreekt Engels, ziet er paniekerig en bang uit, en we zien dat zijn handen vastgebonden zijn. Zou het een inbreker zijn? Sinds de problemen met de aardbeving gaan er veel geruchten rond over inbrekers, plunderaars. Maar inmiddels is er uit de ingestorte huizen niets van waarde meer te halen, en de bij de huizen die nog goed zijn, zijn nu meestal wel weer mensen aanwezig overdag.
Pajri staat van een afstandje te kijken en ik vraag of hij weet wat er aan de hand is.
Hij weet het. De jongeman komt uit het midden oosten en was met een vrouw uit het noorden van Lombok op stap. De vrouw leeft apart van haar echtgenoot, maar ze waren niet gescheiden. De echtgenoot was ze op het spoor gekomen (misschien waren ze hier in het dorp in het hotel) en kwam zijn vrouw terughalen (en waarschijnlijk afrekenen met haar minnaar).
Gevalletje relatieproblemen/jalouzie. Komt wel weer goed.
We lopen door en zien even later een politieauto het pad inrijden. Wie zal er opgepakt worden? De minnaar of de jaloerse hardhandige echtgenoot?
Achteraf horen we dat dat ‘uiteraard’ de minnaar is. Van getrouwde vrouwen blijf je af, dat is wettelijk zo geregeld, dus de minnaar is meegenomen naar het politiebureau. Hoe het met de man en zijn vrouw is afgelopen, weet niemand.
Tjonge, wat een sensatie op de vroege ochtend. Voor we bij de grote weg zijn, zijn we al minstens een half uur verder. Maakt niet uit, het is lekker weer en we hebben tijd zat, en weer wat om over te praten tijdens de wandeling. Onder andere hoe het opgelost zou worden als een getrouwde man er een vriendin op na houdt.
We hebben nu ook de tijd om rustig bij daglicht in Senggigi rond te kijken. We beginnen maar eens met een ‘inspectie van afstand’ van het nieuwe Core hotel bij de ingang van de kampung. Het torenhoge gebouw vertoont nogal wat barsten en scheuren in het stucwerk aan de buitenkant. Hele stukken zijn er al afgevallen. Er wordt driftig gekapt om nog loszittende stukken stucwerk eraf te krijgen. Waarschijnlijk wordt daarna alles weer aangesmeerd, overgeschilderd en zie je er niks meer van. Probleem opgelost. We vragen ons af of de problemen met het stucwerk oppervlakkig zijn, of dat de scheuren dieper gaan. En of dat onderzocht is. Geen idee of hier een soort bouw/keuringsdienst is die dit soort schades beoordeelt.
We lopen een stukje via de weg naar het noorden en steken dan door naar het strand, waar we onze route vervolgen. Waar het strand altijd redelijk schoongehouden werd, zien we nu nogal wat rommel liggen. Zonde, maar als er nauwelijks gasten zijn, zullen de hotels ook weinig geld uit willen/kunnen geven om het strand schoon te houden. Wat wel mooi is, is dat het wandelpad ter hoogte van Kila Beach flink is opgelapt. We kunnen weer rond de punt lopen zonder klauteren. Hoewel, het laatste stukje moeten we nog even een flinke afstap maken van het pad naar een berg keien, en via de keien naar het strand balanceren. En dat terwijl het zo makkelijk zou zijn om het wandelpad door te laten lopen over het hotelterrein van Kila Beach. In het verleden hebben we wel eens een poging ondernomen om via het hotelterrein te lopen, maar we werden steevast teruggestuurd door de strenge heren van de security. Niet erg gastvrij, maar ja.
Wij slaan het hotelrestaurant toch altijd over, en doen dat nu weer. Ons ochtenddrankje nemen we wel ergens anders…
Voor we bij de koffie komen, kijken we nog even wat er bij Santosa hotel op het strand gebeurt. Er staat een tent, een podium, er zit een grote groep mensen, met name jongemannen.
Als we aankomen, beginnen ze net met een soort karaoke-versie van het volkslied. De groep zit en staat op het wandelpad. Om de volksliedzangers niet te storen, blijven we maar even staan. Op de affiches zien we dat hier mensen worden opgeleid die als trauma-healers de dorpen en steden in worden gestuurd.
Als je nu in Lombok aan iemand vraagt hoe het is, zegt iedereen goed. Daarna volgt bij de meesten snel een keer het woord trauma. De aardbevingen hebben niet alleen materiele schade aangericht. Veel mensen zijn simpelweg bang voor nieuwe bevingen, of blijven de paniekerige nachtelijke uren tijdens/na de zwaarste bevingen herbeleven. Er wordt veel aandacht aan besteed, en nu worden dus vrijwilligers gezocht die de mensen gaan helpen met de verwerking. Prima zaak!
Wij lopen verder en gaan voor het bruggetje bij een warung een kop koffie drinken. Echte Lombok koffie. Met veel prut, maar wel lekker. En gezellig, er zit altijd wel iemand bij deze tentjes die een praatje wil maken. We treffen nu een paar mensen uit kampung Senggigi. Hun huizen zijn in verschillende staten, maar allemaal slecht. Werk in het toerisme is er ook niet meer. Op hulp rekent niemand echt. Toch klaagt niemand, Na ruim een maand went het ‘nieuwe’ leven, en wat de toekomst brengt, zien ze dan wel weer.
Op de achtergrond horen we de trauma-healers in spe samen liedjes zingen. De mensen waar we nu bij zitten hebben geen behoefte aan healing, ze komen er zelf ook wel overheen.
Na de koffie lopen we verder naar Pasar Seni. Het is nog vroeg, maar ook heel erg stil hier. Een paar van de souvenirkraampjes zijn open. Ik koop hier zelden iets. Geen vaste prijzen (je moet dus flink afdingen of je betaalt veel te veel), meestal zijn er ook geen heel bijzondere spullen.
Maar nu is het anders. We willen de verkopers die de moeite hebben genomen om hier te zijn, toch ook een beetje handel geven. En sjaals/omslagdoeken kun je nooit teveel hebben…vind ik.
Dus duiken we een kraampje in, op zoek naar iets leuks.
De verkoper hebben we nooit eerder gezien, en dat klopt, hij staat hier pas een paar maanden. Nou, een goede start heeft hij dan vast niet gemaakt. Om hem een beetje op weg te helpen, kopen we maar direct 2 doeken. En later bij zijn buurman nog één erbij. Over de prijsonderhandelingen doen we ook niet te moeilijk. Hoewel, we doen ons best om de prijs omlaag te krijgen, en geven daarna nog wat fooi erbij. Zo leuk om dan de verbaasde gezichten te zien.
We lopen via de hoofdweg terug naar het zuiden. Het valt op dat de noordkant van Senggigi veel zwaarder getroffen is dan de zuidkant. Het lijkt wel of er een streep is getrokken, midden door Senggigi.
Op sommige plekken wordt al weer opgebouwd en gerepareerd. Op andere plekken staan de winkels nog vol spullen. Zo triest om te zien.
We kijken nog even bij een nieuwe winkel waar waterfilters worden verkocht. We zijn dit soort filters eerder al op internet tegengekomen. Ze schijnen vaak in de horeca gebruikt te worden, maar ook door particulieren (Australiërs, Europenaen die hier wonen en het PDAM-leidingwater verder willen zuiveren). We weten niet of het iets is voor de rampgebieden, om water drinkbaar te krijgen. De capaciteit van deze installaties is groot. Maar ze verbruiken ook stroom, zijn prijzig en zien er nogal ingewikkeld uit. De vraag blijft of de filterinstallatie veel gebruikt gaat worden en of er onderhoud gepleegd gaat worden. En, ook altijd belangrijk hier, of de mensen hulp zoeken als het niet werkt, of dat de installatie dan ‘afgedankt’ wordt. We zullen er de komende dagen nog eens over nadenken.
We waren van plan om een keer bij Kampung Senggigi te kijken. We willen daar een paar mensen bezoeken, en besluiten dat nu maar te doen.
Eerst gaan we op zoek naar Adam, de jongen die in het verleden vaak sleutelhangers, boekenleggers en pennen voor ons heeft geknoopt/gevlochten. Van de opbrengst van al zijn Nederlandse klanten (en dat waren er best veel), heeft hij een huis gebouwd, zijn Holland House. We weten nog ongeveer waar het huis staat (of stond), en gaan op zoek.
Het was in elk geval achteraan in de kampung, dus we mogen een stukje wandelen. We schrikken als we verder de kampung in komen. Hier is echt ontzettend veel schade, en hoe verder we de kampung in komen, hoe slechter het wordt.
Maar het Holland House staat nog overeind. Adam en Moon zijn allebei thuis. Buiten het huis, want binnen blijven durven ze niet meer. Er zitten overal flinke scheuren in, de tegelvloer is helemaal gebarsten, het huis is wat breder geworden. Zo triest. Eigenlijk zijn ze heel blij dat hun huis er nog is, aan de andere kant vragen ze zich af of ze ooit nog met een veilig gevoel hier kunnen wonen. En of ze van de overheid hulp zullen krijgen. Ze hebben nog een huis, en vallen dus niet in de ernstigste categorie. Niemand weet hoe dat in zijn werk zal gaan. Ons gevoel zegt dat je misschien beter geen huis meer kunt hebben, dan een huis waarin je je niet veilig voelt. Zeker als zou blijken dat je geen of weinig bijdrage voor de schade/reparatie krijgt.
Ook een discussiepunt is hoe je huis op te knappen of te herbouwen. Huizen van hout, bamboe en gevlochten matten zijn veiliger. Ze zijn flexibeler en veel lichter dan steen. Het gewicht speelt ook bij de dakbedekking een rol. Standaard dakpannen zijn mooi, maar ook zwaar en ze vallen snel van de daken als er wat beweegt. We zagen net al gebouwen waar een soort platen (kunststof) met dakpan relief en kleur op werden gelegd. Het goedkoopste alternatief zijn de spandek golfplaten. Een nadeel hiervan is dat het bij regen nogal lawaai maakt als je eronder zit.
Moon, de vrouw van Adam, is duidelijk. Ze wil eigenlijk geen stenen meer, liever bamboe of gevlochten matten. Adam was altijd zo trots op hun mooie stenen huis, en wil dat toch niet opgeven. Wij zouden zeggen doe een tussenvorm. Stenen basis van een meter hoog, en bouw de rest op met hout of bamboe. Het blijft moeilijk, en uiteraard ook een kostenplaatje.
Hier in kampung Senggigi zien we al vele mensen aan het werk om hun alle bruikbare materialen te verzamelen. Zoals het er naar uit ziet, zullen de meeste nieuwe huizen straks worden gebouwd met de restanten van de ingestorte huizen. Veel andere keuze zullen de meeste mensen niet hebben.
We weten eerlijk gezegd ook niet goed wat we kunnen doen om te helpen, maar hebben het gevoel dat puur het feit dat we de moeite nemen om ze op te zoeken, om interesse te tonen, voor hun al een hele steun is.
We lopen weer verder. Op zoek naar Jack, een jongen die wel al jaren kennen. Anique kent hem ook goed en heeft gevraagd of we bij hem langs willen gaan. Ze heeft hem al een keer hulp aangeboden, maar toen gaf hij aan dat dat niet nodig was, omdat er veel mensen zijn die de hulp meer nodig hebben.
We weten niet waar hij woont, maar als we een andere kennis zien en een foto van Jack laten zien, worden we naar zijn huis gebracht.
Hoewel, een huis is er niet meer. Zijn ouders zijn druk bezig om tussen de puinhopen van hun huis een afdakje/schuurtje te maken waar ze wat spullen die ze nog hebben kunnen redden in op kunnen bergen, want de regentijd zit er aan te komen. Dan moet alles droog kunnen staan.
Jack is niet thuis, maar vader en moeder nemen alle tijd voor ons. Ze laten het werk even voor wat het is en maken op een muurtje een plekje schoon waar we even kunnen zitten. Vader sprint weg om voor ons beiden een flesje water te halen. Ze hebben geen idee wie we zijn, maar ontvangen ons alsof we de koning en koningin zijn. Het breekt mijn hart. Wat een ellende en wat een gastvrijheid. Ik heb me al vaak afgevraagd waar de mensen de kracht vandaan halen om zo vrolijk en optimistisch te blijven.
We proberen uit te leggen wie we zijn, laten een foto van Anique zien, maar weten eigenlijk niet eens zeker of Anique ooit hier is geweest.
We praten wat over koetjes en kalfjes, over het weer, over het tentenkamp waar ze nu al meer dan een maand slapen. Over de kinderen. Ze hebben 4 kinderen, de oudste in de 20, de jongste, een nakomertje, een jaar of 5. De oudste dochter is net aan SMA begonnen, in Mataram. Ze is een pientere meid zegt vader en ze hopen dat zij haar studie af kan maken. Peter en ik kijken elkaar aan en denken hetzelfde. Als we haar in het Impian Anak project opnemen, hebben ze in elk geval een zorg minder.
Het is niet onze standaard aanpak, maar in dit geval maken we een uitzondering. Omdat de meeste kosten voor dit schooljaar al zijn gemaakt (inschrijving, boeken, schooluniformen) geven we een deel van de bijdrage voor het huidige schooljaar nu contant. Zo hebben ze even wat ruimte om van te leven en wat reserve om hun huis weer op te bouwen. Vader is verkoper op het strand, en heeft nu zonder toeristen dus geen inkomsten. Moeder is druk met de kinderen, ze heeft een paar jaar geleden een hersenbloeding gehad, kan dus ook niets bijverdienen. Met dit extraatje hebben ze wat om de komende tijd met minder zorgen te leven. We nemen afscheid, beloven nog een keer terug te komen om Jack en hun dochter te ontmoeten en lopen dan stilletjes verder. Het blijft dubbel. De ellende die je ziet is alom, zoveel huizen hier zijn compleet verwoest. Maar waar je mensen (al is het via-via) min of meer persoonlijk kent, komt het heel veel harder aan.
We nemen nog een kijkje bij de basisschool. Op het eerste gezicht ziet die er nog goed uit, maar er zitten toch flink wat scheuren in de muren. Op het schoolplein staan eenvoudige afdaken, waaronder nu les wordt gegeven.
Als we weer op de hoofdweg Senggigi komen, gaan we eerst een hapje eten. Dan lopen we terug naar Loco. We zoeken wat foto’s uit, ik schrijf nog wat aan het verslag. Na jarenlang geen verslagen geschreven te hebben, wil ik nu even doorzetten. Vooral nu, we zijn het verschuldigd aan alle mensen die hun bijdrage hebben geleverd voor de mensen in Lombok. En dat zijn er heel veel.
Heel stiekem hopen we ook dat er nog wat bijdragen bij zullen komen als we de aandacht voor Lombok hoog houden op facebook, op de website. Het zakt nu weg, in Nederland en de rest van de wereld is Lombok geen nieuws meer. Heel begrijpelijk ook. Maar voor de mensen hier is de ellende nog lang niet voorbij. De bijdragen van noodhulp raken op, voedseltransporten van vrijwilligers, toeristen, kleine organisaties en bedrijven worden zeldzaam. De regentijd komt eraan. Toeristen komen er nauwelijks. Dit kan nog jaren gaan duren vrezen we.
Het klinkt als een verplichting voor mij om te schrijven, maar aan de andere kant is het ook wel fijn om even alles van me af te schrijven.
Tegen de avond gaan we naar Ampenan. Daar blijkt weer hoe ook hier, waar nauwelijks schade is, de angst er nog in zit. We mochten bij Pak Umpuk nooit buiten eten. Gasten eten in de woonkamer. Dat hoort zo. Na het eten mochten we pas buiten gaan zitten. Maar als we aankomen zien we het kleed buiten op het terrasje liggen. Nu eten we niet binnen, stel je voor dat er een aardbeving komt.
Wij vinden het niet erg, buiten zitten is prima.
Maar wat vinden we het weer moeilijk om al het eten dat er wordt geserveerd te eten. Hier is ook al weken geen geld binnengekomen. Ze hebben zelf goed en gevarieerd eten nodig, wij komen niets tekort. Maar dat kunnen we 1000 keer zeggen, het helpt niet. We krijgen genoeg eten voorgeschoteld voor een paar dagen. Zelf hebben ze al gegeten, zeggen ze. We nemen van alles een beetje, wetende dat wat overblijft morgen vast met smaak door de familie gegeten gaat worden.
Na het eten bliven we nog lang zitten. Eén van de nieuwe Impian Anak studenten komt even langs, Putri. Wij hebben haar zelf nooit persoonlijk ontmoet. Anique wel, en we hadden al gehoord dat ze erg verlegen is. Dat is ze inderdaad. Ze studeert Engels op UNRAM universiteit. Als ze schrijft komt haar engels er vlot en keurig uit. Maar spreken is weer anders (ik herken het van mijn Indonesisch). Putri helpt ook mee om de kinderen in Pondok Perasi te bezoeken en begeleiden, en van verschillende kinderen en van Ida hebben we al gehoord dat ze dat fijn vinden. We nemen even wat kinderen met haar door. Als we horen dat ze morgen weer naar school moet (ook op Unram wordt nog les gegeven in tenten, vanwege schade aan de gebouwen) zeggen we dat ze wel naar huis mag gaan. Anders zou ze uit verplichting blijven zitten tot we naar huis gaan.
Wij blijven nog een tijdje zitten. Paar kopjes koffie, thee. En veel bijkletsen. Over duiken, kinderen, Nederland, hier raken we nooit uitgepraat.
Laat op de avond nemen we afscheid en rijden we terug naar Senggigi. Vroeg in de nacht zetten we het reisverslag van gisteren op de website. Drukke dagen hier, lange dagen, korte nachten. Haha, en dat noemen ze vakantie.
Morgen weer op tijd op, dan gaan we met Jay richting oost-Lombok, met een auto vol rijst, noedels en tentzeilen.
Lombok, 14 september 2018
Vandaag gaan we met Jay naar Oost Lombok om spullen af te geven. We rijden naar Udayana Seafood, waar we onze auto laten staan. Met de auto van Jay, waar al veel pakken rijst en noedels in liggen, gaan we verder.
We wachten nog op iemand uit het dorp waar we naar toe gaan, de kadus, een soort burgemeester van het dorpje. Hij heeft foto’s van zijn dorpje naar Jay gestuurd en vroeg om hulp.
Hij rijdt zo met ons mee. We zijn een beetje verbaasd als hij ons begint te vragen wat we willen eten, welke groente we lekker vinden, of we koffie lusten. Welk soort fruit we het liefst hebben.
We zeggen dat we zelf wel wat eten bij ons hebben, en dat ze het eten beter aan de mensen in het dorp kunnen geven. Jay legt uit dat het een vorm van dankbaarheid is, dat we daar maar in mee moeten gaan. Ja, we snappen het wel, maar het voelt niet prettig.
We gaan trouwens naar een dorpje in de regio Pringgasela.
Het is in een gebied waar Jay weinig is geweest. We stoppen in Mataram nog even om wat pakken terpal te kopen, de zeildoeken waarvan tenten worden gemaakt. Met een volle auto rijden we door naar het oosten. De weg ten zuiden van de Rinjani blijft mooi. Geweldige uitzichten over de rijstvelden, met de bergen op de achtergrond. Schade is er in dit gebied nauwelijks. Als we een tijd later dichter naar de Rinjani gaan, zal dat wel anders worden. Inderdaad zien we hier wat meer schade, maar in de buurt van Masbagik en Tetebatu valt het weer mee. Het is echt heel plaatselijk, en de huizen die slecht zijn, zijn hier ver in de minderheid.
We beginnen ons af te vragen hoe erg het in het dorp waarnaar we op weg zijn is. Jay ook. Als we even later een stop maken omdat de man wat ananas voor ons mee wil nemen, overleggen we even met Jay. We spreken af het even rustig aan te zien en eerst ter plekke te beoordelen hoe het is.
Maar als de man weer in de auto zit, horen we dat Jay hem in het Indonesisch toch wat gerichtere vragen gaat stellen. Hoeveel huizen zijn er kapot, hoe erg. Hoe zit het met voedsel.
De antwoorden blijven een beetje vaag. Maar we zijn er bijna, dus we zullen het zo met eigen ogen zien. We zien in deze omgeving (die overigens prachtig is) helemaal geen schade meer, maar hebben eerder ook veel afwisseling in schade gezien. Het ene dorp wel, het buurdorp niet of nauwelijks.
De man vraagt of we eerst even bij zijn schoonfamilie een kop koffie zullen drinken, want het is moskeetijd, vrijadgmiddag, en hij wil niet in zijn dorp komen als iedereen in de moskee zou moeten zitten. Als hij even na de dienst aankomt, kan hij nog zeggen dat hij onderweg was en een andere moskee heeft bezocht. Tja, we willen hem geen problemen bezorgen, maar denken zelf dat een voedseltransport en noodhulp regelen minstens zo’n goede daad is als een moskee bezoeken.
Maar dat zullen we maar niet zeggen. Dus gaan we nog een kop koffie drinken, op een mooie plek. Groen, moestuintjes, bomen vol fruit, kippen, paar koeien, honingbijen. Allesbehalve armoedig en hongerig.
Maar het buurdorp kan natuurlijk anders zijn. Als we naar de auto lopen, horen we dat Jay weer uitlegt dat de hulp echt bedoeld is voor de extreme gevallen.
Even later rijden we het dorp binnen waar we verwacht worden. Het is inmiddels half 2. We doen ons best om beschadigde huizen te zien, maar het valt niet mee. Dan, eindelijk, zien we toch een paar huizen die er slecht aan toe zijn. Maar de dertien huizen waar de man het over had, zien we niet. En dan nog, 13 huizen op een heel dorp is niet extreem erg. Natuurlijk wel voor de inwoners van die huizen, maar zeker in een rijker gebied als dit (veel zandwinning, steenbouw en hout) met alle mogelijkheden om zelf voedsel te verbouwen, moet een dorp dat ook met elkaar op kunnen lossen.
Omdat we de man een vreselijke afgang willen besparen (we zien voor ons hoe een heel dorp op de grote hulp uit het buitenland staat te wachten, speciaal geregeld door meneer Kadus) zeggen we tegen Jay dat hij dan maar een paar pakken rijst of zo moet geven. Op dat moment wijst de man naar een open gebouwtje waar de gedoneerde hulp wordt verzameld. Er liggen stapels eten, grote zakken, en kleinere zakken (waarschijnlijk al gedoseerd per gezin). In elk geval ligt er veel.
Nou, daar gaan we dus niets meer aan toevoegen. We leggen het de man uit, en hij lijkt het wel te begrijpen, of is te beleefd om boos te worden. In deze situatie willen we geen gebruik maken van de gastvrijheid om uitgebreid te blijven lunchen. Niet netjes van ons, maar we willen geen valse hoop wekken. Om de man toch een afgang in zijn dorp te besparen, geven we hem een stuk terpal waarmee hij de schooltent een waterdicht dak kan geven.
Dan nemen we afscheid en gaan snel verder. Even nieuwe plannen maken.
Jay is een paar keer in de buurt van Benang Stokel geweest. Daar liggen een paar erg afgelegen dorpjes waar veel huizen kapot zijn. De spullen die nu in de auto liggen, kunnen we daar wel kwijt.
Wij vinden het prima. Het is wel nog een eind terug rijden, maar de omgeving blijft mooi.
Benang Stokel kennen we, de watervallen daar hebben we al vaak bezocht. De dorpjes die we gaan bezoeken hebben we volgens Jay vast nog nooit gezien. We zijn benieuwd.
We stoppen voor de parkeerplaats bij de watervallen. Daar wachten we op weer een Kadus, burgemeester. Er zit al een delegatie van ‘belangrijke mannen’ op ons te wachten, want Jay heeft net onze komst aangekondigd. Als we iedereen netjes een hand hebben gegeven gaat Peter een toilet opzoeken, Jay haalt wat spullen uit de auto. Ik blijf achter met de heren.
Gezellig, zeker als ik ze onderling hoor discussiëren of we nou Duitsers of Nederlanders zijn. Ik zeg niks, want ze vragen me niets. Dan beginnen ze onderling te overleggen wie me aan moet spreken, niemand wil , wat ze spreken allemaal niet zo goed Engels. Als ik in het Indonesisch zeg dat ze het ook gewoon in het Indonesisch mogen vragen, kijken ze me allemaal heel vreemd aan. Geweldig, een vrouw uit een ver land die ook nog Indonesisch spreekt (een beetje dan) en er af en toe nog een woordje Sasak tussendoor gooit. Iedereen is ineens stil, nu durven ze me helemaal niets meer te vragen. Hoeft ook niet, want Peter is net terug van het toilet, en ik moet ook nodig. Na zoveel thee, koffie en water heb je dat af en toe.
Peter wijst me de wc en wenst me veel plezier. Tja, het is avontuurlijk. Een porseleinen hurktoilet, dat wel, een bak water erlangs, en als afscheiding een paar lappen plastic van iets meer dan een meter hoog. Uiteraard sluit het niet aan alle kanten. Dat alles in de buitenlucht, gelukkig wel aan de achterkant van een gebouwtje. Fijn hoor, dit soort toiletten. Gelukkig is het wel schoon en ruikt het niet te erg…
Als ik terug kom, wordt er overlegd hoe we naar de dorpen gaan. We mogen kiezen, met de motor of met een pick-up wagen. Met een gewone auto is er niet te komen. Een andere optie is lopen, maar dat is zeker een half uur, bergop en bergaf. En dat is niet zo leuk met alle zakken rijst en zo.
Ik ga voor de pick up wagen. Peter en Jay vinden dat ook wel een goed plan. De heren gaan op de motor.
Als we de pick up wagen zien, snappen we dat ook wel.
De laadbak zit al behoorlijk vol met dames en kinderen. Daar mag dan nog al het voedsel bij, en wij drieën natuurlijk nog. Dan gaan we op pad. Zoals ik het schrijf, lijkt het heel simpel en vlot. Maar in werkelijkheid valt het niet mee. Iets duidelijk afspreken hier is lastig. Hoe laat, welke plek, met wie, met welk vervoer, hoe lang. Concrete vragen waar je een concreet antwoord op verwacht, maar zo werkt het niet. De beste manier om de westerse efficiency uit te schakelen is gewoon rustig blijven. Pelan pelan. Vooral niet te druk maken, daar is het te warm voor.
Alles duurt gewoon wat langer, gaat (letterlijk en figuurlijk) via omwegen, och we wennen er al aan.
De tocht met de pick-up is geweldig, al hou ik er vast wel wat blauwe plekken aan over. De weg is nogal slecht, smal, en met veel hoogteverschillen. Maar het is gezellig, met een lading dames en kinderen die zitten te giechelen om die gekke mensen (dat zijn wij dus).
Na een lange rit komen we bij een dorpje. Veel huizen zijn getroffen. Sommige flink beschadigd, andere helemaal kapot. Maar iedereen is zo ontzettend vrolijk hier, de omgeving is mooi. De meeste huisjes (of wat ervan over is, liggen verspreid in de jungle. De mensen slapen in tentjes bij hun huis. Sommigen slapen in grotere tenten op een open terrein.
Voor we daar gaan kijken, gaan we eerst spullen uitdelen. Wij zouden zeggen gewoon afgeven en ze zorgen zelf wel voor de verspreiding. Maar het gaat anders. Alles moet officieel met toespraakjes. Het leukste is als ik de kinderen allemaal persoonlijk iets geef. Och, dat vind ikook wel leuk. Het zijn zo’n schatjes! En zo blij met wat ze krijgen.
Meneer de Kadus gaat ons in een toespraak bedanken voor alle hulp, en spreekt daarbij direct de wens uit dat we vaker komen, dat we ook helpen met de opbuw van de huizen.
Ik begrijp het, maar ja. Er zijn zoveel mensen in Lombok die hulp nodig hebben. We kunnen niets beloven.
Nog iemand mag/moet ons toespreken. Nog meer dankwoorden en nog meer hoop op meer.
Dan moet één van ons ook iets zeggen. Jippie…Peter spreekt geen Indonesisch, dus aan mij de eer.
Leuk hoor, zeker zo onverwacht. Nou ja, ik brouw er maar wat van, dat we blij zijn dat we kunnen helpen, helaas is het niet heel veel wat we kunnen doen, want er zijn heel veel andere mensen en dorpen in Lombok die nu ook hulp nodig hebben. Dan vind ik het wel mooi geweest.
Jay heeft zijn filmmomentje gehad, wij zijn wat spullen kwijt en hier heeft iedereen weer wat eten en weer een paar gezinnen hebben een lekvrij dak boven hun hoofd.
We lopen met de hoge heren een rondje langs alle huizen. Dat maakt veel indruk.Zeker als je bij de brokstukken de bewoners ziet. Dat maakt het toch meer dan een ingestort huis. Met mensen erbij, raakt het je meer.
We maken weer heel veel foto’s. Op die manier kunnen we de situatie het beste weergeven.
We hebben het trouwens ook nog even over de nieuwe huizen die ze over een tijd gaan bouwen. Onze ervaring is dat de huizen van hout, bamboe en/of gevlochten matten veel beter bestand zijn tegen de bevingen dan de stenen huizen. Steen/cement is niet flexibel en breekt op een gegeven moment.
Als we dat zeggen tegen de mannen die met ons rondlopen, kijken ze alsof ze dat nog nooit gehoord hebben. En zeggen ze dat ze zeker hun huizen van hout of bamboe gaan maken. Maar iets zegt me dat dat niet gaat gebeuren. Even later zegt Jay het ook tegen me. Natuurlijk gaan ze mij niet tegenspreken. Maar hun huizen zullen toch wel weer van steen gaan worden. Hout en gevlochten matten is ouderwets, iets voor boeren op het platteland. Stenen huizen zijn modern, voor de welgestelden. Hun nieuwe huizen zullen vast weer van steen worden. Tja, gelukkig hoeven we ons daar niet verder mee te bemoeien. Dat zullen ze toch zelf moeten beslissen, maar verstandig lijkt het ons niet.
Als de ronde erop zit, mogen we weer terug in de pick up. Nu is de laadbak leeg, op Jay, Peter en mij na. Dat zit wat prettiger.
Bij de auto van Jay gaan we wachten op de heren op motor, want we weten niet in hoeverre we de andere dorpen met de gewone auto kunnen bereiken, of dat we weer met de pick-up moeten.
Na een tijdje wachten blijkt dat de heren ergens anders op ons staan te wachten. Dat schiet lekker op. Na wat overleg denkt iedereen dat we wel met de gewone auto verder kunnen. Ik verwacht dat het volgende dorp in de buurt zit, maar we rijden een hele tijd. Misschien is het hemelsbreed niet ver, maar via de weg wel. En de weg is niet goed. Op een paar plekken schuurt de onderkant van de auto over de grond. Hobbels, kuilen, arme auto. Maar na jarenlang retourtjes Senaru en Sembalun is de auto wel wat gewend, en zonder al te veel problemen bereiken we het volgende dorp.
Daar volgt weer een ontmoeting met een Kadus. En uitdelen van spullen. En daarna een rondje door het dorp, dat ook over een flink gebied verspreid ligt. De situatie is er vergelijkbaar met het vorige dorp. Veel schade, weinig bewoonbare huizen meer. Maar ook hier toch een vrolijke en optimistische sfeer. Al met al zijn we een hele tijd onderweg, en we bedenken dat het niet verstandig is om nog naar het volgende dorp te gaan. We overhandigen de spullen aan een bewoner van het dorp die met ons mee is en gaan ervan uit dat hij het in zijn eigen dorp gaat verspreiden.
Wij gaan aan de lange terugweg beginnen. Ondanks dat de sfeer vandaag overwegend positief was, begrijpen we de vermoeidheid van Jay. Er ligt een hele druk op zijn schouders. Dit is niet zijn werk, hij is hier ook noodgedwongen ingerold. Het organiseren van de inkopen, het regelen van auto’s en mensen die meegaan, het zoeken van de plekken waar de hulp nodig is, en de afwikkeling in de dorpjes zelf. Daarbij nog de terugkoppeling naar ons, de vele foto’s en filmpjes op facebook. Hij heeft de afgelopen weken een flinke last op zijn schouders. En dat net na de opening van zijn nieuwe restaurantje. Petje af voor hem!
In het donker komen we weer aan in Mataram en besluiten maar in het restaurant van Jay te eten. Veel puf om ergens anders naar toe te gaan hebben we niet. En het eten was de vorige keer erg lekker. En nu, in het donker, is het nog veel gezelliger hier. Overal lampjes, versieringen. Echt wat voor een romantisch etentje tijdens de honeymoon van Tom en Gabi, maar dat had Jay ook al bedacht.
We krijgen vanavond een gerecht met inktvis. Eenvoudig maar erg lekker. Fris sapje erbij, bordje fruit als toetje. Niet gek.
Na het eten spreken we nog even de dag door. En de dag van morgen. Dan gaan we naar Gangga. Er zijn nog zakken rijst, koekjes voor de kinderen, noedelsoepjes. En we willen zelf sowieso graag naar Gangga, naar Kertaraharja, het mooiste dorpje van Lombok (vonden we altijd). Jay bereidt ons voor, het is er nu anders… We zullen het morgen wel zien.
Als we in Loco aankomen, wacht ons nog een taak. Het reisverslag bijwerken, foto’s websiteklaar maken en het geheel publiceren. Het wordt weer laat vanavond. Maar op een gegeven moment stoppen we er toch maar mee. Morgen vertrekken we niet zo vroeg, dan kunnen we ook nog wat doen. Werken we het dan verder wel af. Eerst maar een dutje doen!
Lombok, 16 t/m 24 september 2018
Mijn voornemen om tijdens de vakantie een reisverslag bij te gaan houden was weer te optimistisch. Mijn liefde voor uitgebreid en geetailleerd schrijven en onze drukke agenda hier zijn niet te combineren. Omdat we wel iedereen op de hoogte willen houden van wat we hier doen, vooral met betrekking tot de hulpverlening na de aardbevingen, dan maar een kortere update.
16 september
Op 16 september zijn we met Jay naar Gangga geweest, die regio is bekend vanwege de watervallen. Onze exacte bestemming was Kerta Raharja, een dorpje waar we vaak komen, en wat bij ons in de top 5 van mooiste plekjes op Lombok staat. Mooi, schoon, vriendelijk, rustig, watervallen om de hoek, bomen vol lekker fruit. Kortom, een paradijselijk plekje.
Naarmate we vanuit Senggigi richting het noorden rijden, wordt de omgeving triester. Van een paar kapotte huizen per dorp, verandert het al snel naar ‘nog maar een paar huizen per dorp die enigszins overeind staan’. De genoemde aantallen van 450.000 tot 500.000 daklozen zijn heel aannemelijk als je naar het noorden rijdt. De ellende komt hier wel erg hard binnen, zelfs al rij je er alleen maar met de auto langs. Brokstukken, puin, tentenkampen, sloopwerkzaamheden, mensen die zoveel mogelijk bruikbare spullen uit hun vernielde huis proberen te redden. Wat inrichting en huisraad betreft, maar ook bouwmaterialen. De stemming in de auto daalt. Jay probeert de moed erin te houden en stopt een stukje voor Gangga om een paar kinderen die aan de kant van de weg zitten wat koekjes te geven. Dat helpt, lachende vrolijke kinderen doen het altijd goed. Maar ik ben weer direct terug in de keiharde realiteit als een jochie van een jaar of 5 me vraagt of we geen terpal bij ons hebben. Terpal is op dit moment een veelgehoord woord, het is het zeildoek waarmee mensen een droog onderkomen proberen te maken. Heel erg nodig hier, zeker in dit gebied waar vrijwel iedereen dakloos is. Maar het feit dat zo’n klein kind dat vraagt in plaats van een koekje geeft wel aan hoe de situatie hier is. Ongetwijfeld wordt het de kinderen door ouders ingepeperd; “als je een hulptransport ziet, vraag dan of je terpal krijgt”, maar toch…
Stilletjes rijden we verder, nog een klein stukje naar Kertaraharja. Naief, maar ik verwacht daar toch nog iets positiefs aan te treffen. We komen er aan en zien een hele vlakte vol puin. Bij een berugak stopt Jay en we stappen uit. Als we onze kennis hier, meneer Ubut, zien dringt het pas tot me door dat de vlakte met puin zijn dorpje is. Of was. Er is echt helemaal niets van over. Als we even later een rondje door het ‘dorp’ lopen, horen we de keiharde cijfers, 340 gezinnen zijn hier alles kwijt, geen enkel huis is gespaard gebleven. Er zijn op een paar plekken uit verzamelde bouwmaterialen (golfplaten, stukken hout, pagar ‘gevlochten matten/platen van palmblad) huisje gemaakt. Tijdelijke huisjes, niet meer dan een schuilhutje. Daarin slapen vrouwen en kinderen. Mannen slapen buiten.
Vreselijk allemaal, en ik kan nog steeds niet goed plaatsen waar we nu staan. Bij het huis van Ubut begint het door te dringen. Hier zaten we een jaar geleden nog gezellig in zijn huisje. Nu is het een stapel stenen, hout en kapotte huisraad. Zo triest. Met tranen in mijn ogen lopen we verder. Links en rechts zijn wat mensen in de puinhopen aan het zoeken naar bruikbare spullen. Een grote graafmachine is aan één kant van het dorp begonnen met het schoonvegen van de bouwplekken. Al het puin wordt opgeschept en met een kleine vrachtauto afgevoerd. Fijn te zien dat het dorp al hulp krijgt. Als we vragen of dit door de overheid is geregeld, kijkt Ubut een beetje bitter. Nee, niet door de overheid, die is hier nog niet met daadwerkelijk hulp gesignaleerd. De graafmachine en vrachtauto zijn beschikbaar gesteld door een bedrijf in de omgeving. Ook is er een tent neergezet waar de kinderen tijdelijk naar school kunnen gaan. Verder zijn ze helemaal afhankelijk van donaties van stichtingen, vrienden, kleinere organisaties. Misschien is de overheid op de achtergrond druk bezig met hulpverlening, of met voorbereidingen hiervoor. Maar het is zo triest dat de getroffen mensen zelf geen informatie hierover krijgen. Niemand weet of ze straks daadwerkelijk geholpen gaan worden bij de herbouw van hun huizen. Die onzekerheid is vreselijk, inkomen hebben de meeste mensen nu niet meer. Spullen hebben ze niet. Waar leef je dan van. Het spaargeld (als ze dat uberhaupt al hebben) gaat er dan snel doorheen. En straks zullen ze toch nieuw onderdak moeten zien te krijgen. Daarnaast horen we hier ook continu het woord trauma. Als we het dorp zien, kunnen we ons dat heel goed voorstellen. Je zou er maar middenin hebben gezeten op het moment van de zware bevingen. voor de inwoners nog veel slechter had kunnen aflopen. Kort voor de zware aardbeving was er al een lichtere schok, die alle mensen naar buiten heeft doen rennen. Het was vroeg in de avond, wel al donker, maar de mensen sliepen nog niet. Dat is hun redding geweest, want als de grote beving in de nacht was geweest, zouden er ongetwijfeld meer slachtoffers zijn gevallen. De uren, dagen na de beving waren een hel. Continu aardbevingen en naschokken. Geen onderdak, veel mensen in shock, geen stroom, geen internet, geen water, een paar overledenen en veel gewonden. Het grondwater en water uit de beken werd wel gedronken, iets anders was er niet. Maar door de beving was het water troebel en vervuild. Veel mensen zijn dagenlang ziek geweest. Ook nu is er geen goed water in het dorp. Peter en ik overleggen met Jay en besluiten ons op dit dorp te willen gaan richten met de hulp voor wederopbouw. We willen proberen om hier fatsoenlijke noodwoningen neer te gaan zetten. De komende dagen gaan we ons oriënteren op de mogelijkheden en kosten. In de avond horen we vanuit Nederland het bericht dat in West Lombok weer meer Malaria voorkomt. Alle mensen zullen vanuit de overheid / gezondheidsinstellingen klamboes krijgen. Doordat veel mensen in de buitenlucht slapen, worden er meer mensen gestoken door de malariamug. Met het oog op het naderende regenseizoen, waarin de muggen zich veelvuldig voortplanten in stilstaand water, verwacht men een flinke toename van het aantal malariagevallen. Zo typisch dat we dit bericht van Nederland uit horen, dat het in alle Nederlandse kranten en media wordt opgenomen, maar dat in Lombok, notabene in het gebied waar het om gaat, niemand er iets van heeft gehoord, en niemand een klamboe heeft gekregen. De mensen die ik er vandaag (en komende dagen) naar vraag, zeggen allemaal dat er veel zieken zijn in de kampen, verkoudheid, darmklachten, koorts, grieperig, maar dat dat wel geen malaria zal zijn. Van een uitbraak of extra waakzaamheid weet niemand.
17 september.
Een dag later zitten we bij Jay’s warung, Udayana Seafood. We hebben nog weinig exacte prijsinformatie, maar schatten dat we ongeveer 20 noodwoningen kunnen bouwen in Kerta Raharja. Jay belt met Ubut om te vragen of hij de plannen al met de dorpshoofden heeft besproken. Dat heeft hij, en de reactie is erg verrassend, en dan niet op een goede manier. Het dorpshoofd wil de hulp niet accepteren omdat hij niet de keuze wil maken voor wie de 20 huizen gaan worden. De enige optie is om het geld of de materialen van de hulp eerlijk te verdelen over alle 340 gezinnen. Geld geven doen we niet, materialen voor 20 huisjes verdelen over 340 gezinnen heeft absoluut geen zin, dan krijgt iedereen een paar plankjes, spijkers, schroefjes en kan niemand iets bruikbaars bouwen. Ik wil het verhaal van 2 kanten horen en stuur ene berichtje naar Ubut. Maar zijn antwoord is duidelijk. Hij zou heel blij zijn met de hulp, maar het dorpshoofd ziet het niet zitten. Jay belt hem nog een keer, zegt dat ze toch wel de armste gezinnen kunnen selecteren, of de gezinnen met jonge kinderen, de bejaarden, alleenstaande moeders. Maar er lijkt geen verandering te komen in het standpunt van het dorpshoofd. Hij is bang van partijdigheid beschuldigd te worden als hij de hulp maar aan een deel van het dorp kan besteden. Tja, wat moet je hiermee? Ik schrijf naar Ubut en vraag of hij alsjeblieft nog een keer met het dorpshoofd wil praten. Dat belooft hij, hij vindt het ook vervelend, vooral voor ons, wij bieden spontaan hulp, en het dorp kan/wil het niet accepteren. Wij zijn totaal verbluft. Hoe kan dit? We hebben de afgelopen weken al meegekregen dat de verdeling van de hulpgoederen (in welke vorm dan ook) in de dorpen nogal een heikel punt is. Iedereen verdenkt anderen ervan meer te krijgen, gedoneerde spullen of geld niet netjes te verdelen. Maar om dan 20 huisjes te weigeren? Dit kan er bij ons niet in. Hoe vaker je in Lombok komt, hoe minder je van de cultuur begrijpt…
18 september.
De volgende ochtend krijgen we al vroeg een bericht van Ubut. Hij heeft nog een keer met de dorpshoofden gesproken. Maar ze willen geen hulp. De enige optie is dat we alleen Ubut helpen aan een nieuw onderkomen, omdat dat wordt gezien als een ‘privé-aangelegenheid’, een persoonlijke gift. We kennen hem al jaren. Dan kan dat buiten de algemene donaties om. Natuurlijk willen we hem graag helpen, maar terwijl we zitten te dubben of dat wel gaat werken (je moet alle bouwmaterialen naar de plek laten transporteren, dat kost voor 1 huisje relatief veel geld) schrijft Ubut al weer. Zelf durft hij de hulp eigenlijk ook niet echt aan te nemen. Ongetwijfeld komen er dan toch scheve gezichten in het dorp, omdat hij dan wel iets van ons krijgt, en de rest van de mensen niet. Hij verontschuldigt zich nogmaals voor het feit dat onze hulp niet wordt aangenomen. We gaan maar een stuk wandelen, rondje Senggigi om ons hoofd leeg te laten waaien. Even laten bezinken en bedenken hoe verder. We breiden rondje Senggigi uit met een wandeling door kampung Senggigi. Daar treffen we Ojan weer en bespreken wat met hem. We willen hem en zijn wijk graag concreet helpen en vragen na welke hulp nodig is. Kampung Senggigi is misschien niet de eerste plek waar je aan denkt bij hulpverlening. Toeristisch gebied, daar zal hulp genoeg zijn, is de algemene gedachte. Maar ook hier hebben de bevingen veel ellende aangericht. En hoe verder je van de grote weg gaat, hoe minder hulp er doorkomt. Vaak blijven hulpgoederen bij de eerste kampen/hulpposten hangen. De mensen achteraan in de kampung, wijk 4 en 5, krijgen beduidend minder hulp dan vooraan. En we wilen ook even snel concreet iets doen. Na de teleurstellingen over de plannen voor hulp in Gangga, moeten we zelf ook weer even gemotiveerd worden. Dus spreken we af dat Ojan voor morgen een watertransport gaat regelen. Dat houdt in een pick-up auto huren, met chauffeur. Daar een waterton (1100 liter) achterop zetten, een pomp huren en een dag op en neer rijden van kampung Senggigi naar Pusuk Pas, waar ze uit een riviertje redelijk schoon water kunnen oppompen. De spullen worden voor een hele dag gehuurd, dus hoe vaker ze op en neer kunnen, hoe meer water ze kunnen overhalen naar de kampung. De totale kosten voor een dag bedragen ongeveer IDR 1.300.000, zo’n € 75. Omdat we morgen een duikdag bij de gili’s hebben gepland, spreken we af dat Ojan zelf alles regelt, en we hebben er alle vertrouwen in dat dat ook gaat lukken.
19 september.
Wij gaan vandaag de zee op. Duiken bij de gili’s. Peter tenminste, ik ga mee voor de gezelligheid. Pak Umpuk is ook van de partij. Ik ben vaak niet zo te porren voor een duikdag, maar ben nu wel heel erg benieuwd hoe de situatie op de gili’s is. Met name op Gili Trawangan, waar we in de pauze altijd een stop maken en dat ook erg getroffen is door de aardbevingen. De zee is heerlijk, even uitwaaien. Vanuit Teluk Nare varen we direct naar de eerste duikstek, shark point. Ook bij de duikstekken, onder water, is er de nodige schade door de aardbevingen. Al ruim voor de middag leggen we, na de eerste duik, aan in Trawangan. Op het strand liggen veel bouwmaterialen, maar dat is nooit anders geweest. Als we aan land gaan, lijkt de ellende in eerste instantie mee te vallen. Ook lopen er nog best wat toeristen rond. Als we een stukje wandelen, valt de echte schade flink op. Het hele marktplein is veranderd in een puinstortplaats, het afval ligt er heel hoog opgestapeld. Begrijpelijk ook, waar moet je anders met het puin naar toe? Het zal later wel een keer met grote boten opgehaald worden, vermoeden we. In het toeristische stuk wordt flink gewerkt. Bouwen, slopen, opknappen. Overal is men bezig. Daartussendoor lopen de toeristen, chidomo’s, verkopers. Heel bizar, het toerisme gaat door, lijkt zelfs weer wat aan te trekken, horen we overal. Toch is de sfeer van voorheen nog ver te zoeken. Hier is alles ook zo dicht op elkaar gebouwd, dat je niet om de schade heen kunt kijken. Op elk punt word je ermee geconfronteerd. Bij de grotere hotels en resorts zal het wel anders zijn, daar is wat meer ruimte omheen, wellicht ook minder schade door degelijkere bouw. Maar daar gaan we nu niet kijken, na een drankje gaan we aan boord voor de volgende duik. Als alles zo vlot verloopt, kunnen we straks nog even in Kampung Senggigi kijken hoe het watertransport verloopt. Als we na de 2e duik weer in de auto zitten, krijgen we een paar foto’s van Ojan. Ze zijn al druk bezig, hebben al een paar transporten gehad, al duizenden liters water afgeleverd in de kampung. Kijk, dat geeft ons weer wat positieve energie! Hulp die werkt! Als we een tijd later bij kampung Senggigi aankomen, staat de pick-up bij wijk 4. Veel mannen, maar nog meer vrouwen, staan er bij. Met emmers, teilen, jerrycans. Alles waar water in kan, wordt volgepompt met water. Ook de grotere tanks in de buurt worden weer gevuld. Onvoorstelbaar te zien hoe blij je mensen kunt maken met rivierwater. Het is dan wel geen drinkwater, maar wel goed voor wassen, douchen, schoonmaken. En na koken wordt het water ook gedronken. We zitten erbij en kijken toe. Met bewondering voor de tengere vrouwen die met hele grote emmers water op hun hoofd over de puinhopen en brokstukken naar hun huis (of tent) lopen. Geen druppel water valt uit de emmers, terwijl ik zonder water nog moeite heb om me staande te houden. De dankbaarheid, de blije en vrolijke gezichten doen ons zo goed! Het geeft ons weer moed om door te gaan. Al blijft de twijfel over hoe we de meer afgelegen gebieden kunnen helpen. Hier is water nog relatief dichtbij, en de hulp nog vrij makkelijk te organiseren. Eigenlijk richten we ons liever op de meer afgelegen gebieden, maar hoe, dat weten we nog niet.
In de nacht worden we plotseling wakker. Een rommelend geluid en schokken. Help, een aardbeving. Binnen een paar seconden staan we buiten. Met belangrijkste spullen bij ons. Trillend zitten we op het stoepje voor het huis. In het dorp blijft het stil. Even later horen we pas geroezemoes in het tentenkamp. Het blijft rustig, geen schokken meer, maar voor de zekerheid blijven we nog even buiten zitten. Maar hoe lang? Je weet het nooit, of er nog schokken komen of niet. Na een half uur zoeken we het bed weer op, maar echt slapen lukt niet meer. We begrijpen steeds beter hoe de mensen hier zich voelen, trauma, de angst om in huis te slapen. En dan was dit maar een hele kleine beving, 4.3 op de schaal van Richter. Heel wat anders dan de 7.1 van een paar weken geleden.
20 september.
Vandaag gaan we nog een keer naar Kampung Senggigi. Eerst om Ojan en een vriend op te halen. Zij gaan met ons mee naar Suranadi, om rijst in te kopen. Niet in een supermarkt, maar bij een bedrijfje waar de rijst wordt verwerkt. Rijstkorrels zo van het land komen hier binnen, worden hier gedroogd, ontdaan van vliesjes, en verpakt in grote zakken. We gaan kijken hoeveel rijst we in de auto krijgen. Arme auto, na al 2 lekke banden te hebben gehad, zal hij het vandaag weer zwaar krijgen. De omgeving van Suranadi is prachtig. Groen, fris, veel water, mooie planten. Maar hoe verder we naar het noorden gaan, hoe slechter de dorpen worden. In de dorpjes voor Suranadi is ontzettend veel schade. Zo triest om te zien, en bij ons blijft de vraag hoe al deze mensen geholpen gaan worden. Hoe bouw je zo’n groot gebied weer op? Het wordt een heel zware taak voor de bewoners en de hulpverleners, en het gaat ongetwijfeld nog heel lang duren voor alles hier weer enigszins normaal wordt. Als we na een hobbelige toch bij de ‘rijstfabriek’ komen, zien we even geen schade. Wat een paradijsje. Bomen vol lekker fruit. Mooie omgeving. En heel veel rijst. Deels op de betonnen vloeren, om in de zon te drogen. In het gebouw ratelen de machines die de rijst pellen. Buiten ligt een grote berg rijstvliesjes, klaar om opgehaald te worden. Dit wordt gebruikt als bodembedekking in kippenhokken, maar ook als brandstof bij steenovens. De schone droge rijst wordt in 25-kilozakken opgeslagen. Terwijl we een kop koffie drinken en volgestopt worden met mangistan vers uit de boom en allerlei lekkere hapjes gemaakt van rijst, wordt de auto volgeladen met rijst. 500 kilo in totaal. Er kan misschien nog meer bij, maar dat willen we de auto niet aandoen. Met de rijst rijden we terug naar kampung Senggigi. Daar heeft Ojan al een paar motormannen opgetrommeld die de rijst verder de kampung in brengen, want met de auto kunnen we daar niet komen. De rijst wordt officieel in ontvangst genomen door de leider van deze wijk. Hij zorgt voor de verdeling onder de inwoners. Ojan zal erop toezien dat dit op een eerlijke manier gebeurt. Wij bedanken Ojan voor zijn hulp. Fijn dat er mensen zijn die hun tijd beschikbaar willen stellen om hun omgeving te helpen, ook al zitten ze zelf volop in de ellende.
Vrijdag 21 september.
Vandaag, terwijl we met zijn drieën Tom en Gabi ophalen van het vliegveld, bespreken we met Jay de verdere aanpak. We willen kijken of we in een van de dorpjes bij Benang Stokel, waar we vorige week geweest zijn, kunnen helpen met tijdelijks huisjes. Jay is de afgelopen dagen druk geweest met het bezoeken van diverse tentenkampen waar tijdelijke woningen zijn gebouwd. Kijken hoe ze eruit zien, wat de bouwkosten ongeveer zijn. Dat viel tegen, met name de kosten. Door de enorme vraag zijn de prijzen van de bouwmaterialen behoorlijk gestegen. Veel materialen zijn nu op Lombok überhaupt niet te krijgen. Ons plan om ongeveer 20 noodwoningen te bouwen is iets te enthousiast geweest. Deels omdat de kosten hoger uitvalen dan verwacht. Maar ook omdat we graag alles strak in de hand willen houden. We willen dat er in elk geval een deel van de woningen (grotendeels) klaar is op het moment dat we weer naar Nederland gaan. En dat moment komt snel dichterbij. We willen nu dus even beginnen met 5 woningen. Jay heeft al overlegd met de mensen in Benang Stokel en zij gaan akkoord met beperkte hulp, aan een paar gezinnen. Wij zijn nog een beetje huiverig na de teleurstelling een paar dagen geleden bij de geplande hulp voor Kertaraharja. We zullen zien wat het wordt, morgen gaan we naar Benang Stokel en hopen we meer zekerheid te krijgen.
Zaterdag 22 september.
We gaan op tijd op pad. Willen met 3 auto’s rijden, eerst naar Suranadi om een flinke lading rijst in te slaan. Een deel voor de dorpjes bij Benang Stokel, maar ook om de komende dagen op andere plekken uit te delen. Jay heeft nog niet op deze manier ingekocht. Hij kocht meestal rijst in kleinere verpakkingen, wat makkelijker te verdelen is. Maar het prijsverschil tussen de grote en kleine verpakkingen is zo groot, dat we vinden dat we beter grote zakken kunnen kopen. Met heel veel kilo rijst rijden we door naar Benang Stokel. Daar worden we al opgewacht door de dorpshoofden, van de regio, maar ook van de afzonderlijke dorpjes. Bekende gezichten voor ons. Om het uitstapje nog een beetje een avontuurlijk tintje te geven, rijden we eerst in de pickup wagen naar het dorp dat we vorige keer ook hebben bezocht. Hobbel hobbel, met wat zakken rijst en andere spullen. De hoogste man van de regio begint te vragen of we een schooltje kunnen helpen. Dat is helemaal ingestort. Sneu, maar daarvoor zijn we hier nu niet. Maar het is zo lastig om dat te zeggen. Even overdenken dus hoe we dat gaan aanpakken. Later in het volgende dorpje blijkt het schooltje ook niet de officiële school te zijn, maar een soort koranschool voor de kinderen. Het schooltje stond naast de moskee, die nog steeds overeind staat. Als de kinderen onderdak zoeken bij hun lessen, zouden ze ook in de moskee terecht kunnen. We weten dat dat hier niet ‘kan’, niet mag, maar daar hebben we even geen boodschap aan. En sowieso, los van de bestemming of overtuiging van de school, geven we nu de voorkeur aan het helpen met huiselijk onderdak. Voor we afscheid nemen vertel ik dat ook tegen de man, en hij zegt dat hij het begrijpt. Maar wel met een heel teleurgesteld gezicht. Tussen de 2 dorpjes in zijn we nog even naar de waterval geweest, even afkoelen, even geen kapotte huizen. Dat hadden we nodig voor het 2e dorpje, waar we de selectie moeten gaan maken welke gezinnen we gaan helpen. Moeilijk. Waar let je op. Wie ga je helpen. Hoe ga je helpen? Wat voor huizen bouw je. Wie bouwt ze. Hier wordt zuinig met materialen omgegaan. Dat zie ja aan de ingestorte huizen. Het cement veeg je zo van de stenen af. Niet heel vreemd dat de muren snel instorten bij een aardbeving. Zeker als je hoort dat er vaak een verhouding van 1 deel cement op 9 delen zand wordt gebruikt bij het metselen. In Nederland wordt 1 op 3 meestal gebruikt. Ook de manier van bouwen is niet altijd degelijk. Kleine pilaartjes worden op de hoeken en soms in het midden van eenmuur gestort. Daarin een paar staafjes betonijzer. Tussen die pilaren in worden iele stenen muurtjes gemetseld. Stevig is het niet. Verkeerde bezuiniging, maar zolang het goed gaat, blijft alles staan. Nu ging het helemaal niet goed, zoveel zware aardbevingen, en zijn de meeste mensen dakloos. Eigen schuld? Tja, valt moeilijk over te oordelen. Wij zouden anders bouwen, meer met hout, rotan. Maar we bouwen met een groter budget, en in Nederland wordt alles ook nog eens door de overheid/gemeente gecontroleerd voor en tijdens de bouw. Dat is hier wel anders. En of nu het besef komt dat er anders gebouwd moet gaan worden? We betwijfelen het, zeker nu er niemand meer geld heeft om te gaan bouwen. Maar hoe dan ook, we hebben de indruk dat de hoge heren al een voorselectie hebben gemaakt voor plekken waar we de noodwoningen gaan bouwen. Maar we vertrouwen daar niet altijd op. Is het een selectie uit hun vriendenkring of een eerlijke selectie. We worden dus kritisch. Het eerste geselecteerde huis slaan we over. Het was een heel groot huis, de fundering met stralend witte tegels ligt er nog. Lijkt ons geen heel armoedig huis. We weten dat we hier niet alleen onze selectie op kunnen baseren, maar toch. We lopen verder op zoek naar andere (restanten van) huizen. Uiteindelijk kiezen we 5 gezinnen/plekken waar we een tijdelijke woning willen gaan bouwen. Een tijdelijk huisje is niet perfect, maar met weinig middelen kunnen we dat wel beter bewoonbaar maken. Dus 5 en een half huis. We zijn flink afgeweken van de huizen die de hoge mannen in gedachten hadden. En hebben het idee dat ze dat niet erg waarderen. Tja, dit is onze keuze, graag of niet. Klinkt arrogant, maar we willen wel duidelijk maken dat we niet al te meegaand zijn. Morgen horen we wel van Jay hoe onze plannen zijn gevallen in het dorp. Blijft spannend.
Zondag 23 september.
Vandaag gaan we met het ‘standaard’ Impian Anak werk beginnen, zou tijd worden ook. Kinderen bezoeken! Even geen aardbevingen, geen kapotte huizen. We moeten er even in komen. Even de knop omzetten van aardbevingshulp naar schoolkinderen. De sponsors krijgen binnenkort allemaal bericht over het bezoekje aan hun kind. Het gaat vrij vlot, het lukt ons om alle kinderen in Batu Tumpeng en Kediri te bezoeken. Terwijl we op het laatste adres zitten, gaat het regenen. En niet zo’n beetje. Dit is een echte tropische hoosbui. Het houdt niet op. We horen dat het verder naar het noorden ook regent. Wat een drama voor alle mensen die in de tentenkampen zitten. Als het na ruim een uur nog niet minder wordt, besluiten we om toch maar naar de auto te lopen. Door zeker 20 centimeter water lopen we naar de auto. Nat rijden we weer naar Kampung Loco, via Gunung Sari. Daar is het inderdaad niet goed. Overal water, overal overstroomde velden, natte tenten. En dan te bedenken dat het binnenkort dagelijks zo zal gaan regenen. Wanneer houdt de ellende voor deze mensen op? Ze worden wel erg op de proef gesteld. Als we weer hoog en droog op ‘onze berg’ zitten, krijgen we van Jay een gedetailleerde kostenplanning van de bouw van 5 huisjes. In de avond rijden we naar zijn Warung en spreken alles nog even door. De heren in Benang Stokel zijn blij met de hulp die we kunnen bieden en gaan akkoord met de door ons geselecteerde gezinnen. Jippie, we kunnen weer aan de slag, maar denken ook met angst aan de tijdsdruk. Over 2 weken zit onze vakantie er op en we moeten nog heel veel kinderen bezoeken, het regelen van de materialen, de bouw van de noodwoningen gaat veel tijd kosten, zeker ook omdat Benang Stokel niet om de hoek ligt. We zien wel hoe ver we komen.
Maandag 24 september.
Vandaag even geen project. Even ‘gewoon’ vakantie, dagje relaxen. Hoewel, waar we hier komenworden we toch geconfronteerd met de problemen in Lombok. Via een kennis krijgen we een filmpje doorgestuurd, gisteren gemaakt in een dorpje in Gunung Sari. Het regenwater drijft door te tentenkampen. Alles nat. Zo triest om te zien. Er wordt om hulp gevraagd. Begrijpelijk. Maarwe hebben geen idee hoe we kunnen helpen. Zoveel tentenkampen staan op grasvelden, op stukken land. Overal zullen ze binnenkort problemen krijgen als het gaat regenen. Er gaan trouwens geruchten dat de overheid mensen wil ‘dwingen’ om hun woonplaatsen te verlaten en hele grote kampen wil maken. Dit zou het geval zijn in de omgeving van Pemenang, Tanjung. De mensen zouden naar een nieuw op te zetten kamp in Bayan moeten gaan. Of dit tijdelijk is of definitief is niet duidelijk. We vermoeden dat niemand van de inwoners hier open voor staat. Mensen zijn honkvast, gehecht aan hun eigen plek. En zullen ook niet graag hun bezittingen of wat daar nog van over is in de steek laten. Aan de andere kant is de hulp makkelijker te regelen als de kampen groter zijn, als niet iedereen verspreid op de eigen erfjes en in kleine kampen. Het blijven onmogelijke beslissingen die genomen moeten worden.