Vandaag gaan we met Jay naar Oost Lombok om spullen af te geven. We rijden naar Udayana Seafood, waar we onze auto laten staan. Met de auto van Jay, waar al veel pakken rijst en noedels in liggen, gaan we verder.
We wachten nog op iemand uit het dorp waar we naar toe gaan, de kadus, een soort burgemeester van het dorpje. Hij heeft foto’s van zijn dorpje naar Jay gestuurd en vroeg om hulp.
Hij rijdt zo met ons mee. We zijn een beetje verbaasd als hij ons begint te vragen wat we willen eten, welke groente we lekker vinden, of we koffie lusten. Welk soort fruit we het liefst hebben.
We zeggen dat we zelf wel wat eten bij ons hebben, en dat ze het eten beter aan de mensen in het dorp kunnen geven. Jay legt uit dat het een vorm van dankbaarheid is, dat we daar maar in mee moeten gaan. Ja, we snappen het wel, maar het voelt niet prettig.
We gaan trouwens naar een dorpje in de regio Pringgasela.
Het is in een gebied waar Jay weinig is geweest. We stoppen in Mataram nog even om wat pakken terpal te kopen, de zeildoeken waarvan tenten worden gemaakt. Met een volle auto rijden we door naar het oosten. De weg ten zuiden van de Rinjani blijft mooi. Geweldige uitzichten over de rijstvelden, met de bergen op de achtergrond. Schade is er in dit gebied nauwelijks. Als we een tijd later dichter naar de Rinjani gaan, zal dat wel anders worden. Inderdaad zien we hier wat meer schade, maar in de buurt van Masbagik en Tetebatu valt het weer mee. Het is echt heel plaatselijk, en de huizen die slecht zijn, zijn hier ver in de minderheid.
We beginnen ons af te vragen hoe erg het in het dorp waarnaar we op weg zijn is. Jay ook. Als we even later een stop maken omdat de man wat ananas voor ons mee wil nemen, overleggen we even met Jay. We spreken af het even rustig aan te zien en eerst ter plekke te beoordelen hoe het is.
Maar als de man weer in de auto zit, horen we dat Jay hem in het Indonesisch toch wat gerichtere vragen gaat stellen. Hoeveel huizen zijn er kapot, hoe erg. Hoe zit het met voedsel.
De antwoorden blijven een beetje vaag. Maar we zijn er bijna, dus we zullen het zo met eigen ogen zien. We zien in deze omgeving (die overigens prachtig is) helemaal geen schade meer, maar hebben eerder ook veel afwisseling in schade gezien. Het ene dorp wel, het buurdorp niet of nauwelijks.
De man vraagt of we eerst even bij zijn schoonfamilie een kop koffie zullen drinken, want het is moskeetijd, vrijadgmiddag, en hij wil niet in zijn dorp komen als iedereen in de moskee zou moeten zitten. Als hij even na de dienst aankomt, kan hij nog zeggen dat hij onderweg was en een andere moskee heeft bezocht. Tja, we willen hem geen problemen bezorgen, maar denken zelf dat een voedseltransport en noodhulp regelen minstens zo’n goede daad is als een moskee bezoeken.
Maar dat zullen we maar niet zeggen. Dus gaan we nog een kop koffie drinken, op een mooie plek. Groen, moestuintjes, bomen vol fruit, kippen, paar koeien, honingbijen. Allesbehalve armoedig en hongerig.




Maar het buurdorp kan natuurlijk anders zijn. Als we naar de auto lopen, horen we dat Jay weer uitlegt dat de hulp echt bedoeld is voor de extreme gevallen.
Even later rijden we het dorp binnen waar we verwacht worden. Het is inmiddels half 2. We doen ons best om beschadigde huizen te zien, maar het valt niet mee. Dan, eindelijk, zien we toch een paar huizen die er slecht aan toe zijn. Maar de dertien huizen waar de man het over had, zien we niet. En dan nog, 13 huizen op een heel dorp is niet extreem erg. Natuurlijk wel voor de inwoners van die huizen, maar zeker in een rijker gebied als dit (veel zandwinning, steenbouw en hout) met alle mogelijkheden om zelf voedsel te verbouwen, moet een dorp dat ook met elkaar op kunnen lossen.
Omdat we de man een vreselijke afgang willen besparen (we zien voor ons hoe een heel dorp op de grote hulp uit het buitenland staat te wachten, speciaal geregeld door meneer Kadus) zeggen we tegen Jay dat hij dan maar een paar pakken rijst of zo moet geven. Op dat moment wijst de man naar een open gebouwtje waar de gedoneerde hulp wordt verzameld. Er liggen stapels eten, grote zakken, en kleinere zakken (waarschijnlijk al gedoseerd per gezin). In elk geval ligt er veel.


Nou, daar gaan we dus niets meer aan toevoegen. We leggen het de man uit, en hij lijkt het wel te begrijpen, of is te beleefd om boos te worden. In deze situatie willen we geen gebruik maken van de gastvrijheid om uitgebreid te blijven lunchen. Niet netjes van ons, maar we willen geen valse hoop wekken. Om de man toch een afgang in zijn dorp te besparen, geven we hem een stuk terpal waarmee hij de schooltent een waterdicht dak kan geven.
Dan nemen we afscheid en gaan snel verder. Even nieuwe plannen maken.
Jay is een paar keer in de buurt van Benang Stokel geweest. Daar liggen een paar erg afgelegen dorpjes waar veel huizen kapot zijn. De spullen die nu in de auto liggen, kunnen we daar wel kwijt.
Wij vinden het prima. Het is wel nog een eind terug rijden, maar de omgeving blijft mooi.
Benang Stokel kennen we, de watervallen daar hebben we al vaak bezocht. De dorpjes die we gaan bezoeken hebben we volgens Jay vast nog nooit gezien. We zijn benieuwd.


We stoppen voor de parkeerplaats bij de watervallen. Daar wachten we op weer een Kadus, burgemeester. Er zit al een delegatie van ‘belangrijke mannen’ op ons te wachten, want Jay heeft net onze komst aangekondigd. Als we iedereen netjes een hand hebben gegeven gaat Peter een toilet opzoeken, Jay haalt wat spullen uit de auto. Ik blijf achter met de heren.
Gezellig, zeker als ik ze onderling hoor discussiëren of we nou Duitsers of Nederlanders zijn. Ik zeg niks, want ze vragen me niets. Dan beginnen ze onderling te overleggen wie me aan moet spreken, niemand wil , wat ze spreken allemaal niet zo goed Engels. Als ik in het Indonesisch zeg dat ze het ook gewoon in het Indonesisch mogen vragen, kijken ze me allemaal heel vreemd aan. Geweldig, een vrouw uit een ver land die ook nog Indonesisch spreekt (een beetje dan) en er af en toe nog een woordje Sasak tussendoor gooit. Iedereen is ineens stil, nu durven ze me helemaal niets meer te vragen. Hoeft ook niet, want Peter is net terug van het toilet, en ik moet ook nodig. Na zoveel thee, koffie en water heb je dat af en toe.
Peter wijst me de wc en wenst me veel plezier. Tja, het is avontuurlijk. Een porseleinen hurktoilet, dat wel, een bak water erlangs, en als afscheiding een paar lappen plastic van iets meer dan een meter hoog. Uiteraard sluit het niet aan alle kanten. Dat alles in de buitenlucht, gelukkig wel aan de achterkant van een gebouwtje. Fijn hoor, dit soort toiletten. Gelukkig is het wel schoon en ruikt het niet te erg…
Als ik terug kom, wordt er overlegd hoe we naar de dorpen gaan. We mogen kiezen, met de motor of met een pick-up wagen. Met een gewone auto is er niet te komen. Een andere optie is lopen, maar dat is zeker een half uur, bergop en bergaf. En dat is niet zo leuk met alle zakken rijst en zo.
Ik ga voor de pick up wagen. Peter en Jay vinden dat ook wel een goed plan. De heren gaan op de motor.  
Als we de pick up wagen zien, snappen we dat ook wel.



De laadbak zit al behoorlijk vol met dames en kinderen. Daar mag dan nog al het voedsel bij, en wij drieën natuurlijk nog. Dan gaan we op pad. Zoals ik het schrijf, lijkt het heel simpel en vlot. Maar in werkelijkheid valt het niet mee. Iets duidelijk afspreken hier is lastig. Hoe laat, welke plek, met wie, met welk vervoer, hoe lang. Concrete vragen waar je een concreet antwoord op verwacht, maar zo werkt het niet. De beste manier om de westerse efficiency uit te schakelen is gewoon rustig blijven. Pelan pelan. Vooral niet te druk maken, daar is het te warm voor.
Alles duurt gewoon wat langer, gaat (letterlijk en figuurlijk) via omwegen, och we wennen er al aan.
De tocht met de pick-up is geweldig, al hou ik er vast wel wat blauwe plekken aan over. De weg is nogal slecht, smal, en met veel hoogteverschillen. Maar het is gezellig, met een lading dames en kinderen die zitten te giechelen om die gekke mensen (dat zijn wij dus).
Na een lange rit komen we bij een dorpje. Veel huizen zijn getroffen. Sommige flink beschadigd, andere helemaal kapot. Maar iedereen is zo ontzettend vrolijk hier, de omgeving is mooi. De meeste huisjes (of wat ervan over is, liggen verspreid in de jungle. De mensen slapen in tentjes bij hun huis. Sommigen slapen in grotere tenten op een open terrein.
Voor we daar gaan kijken, gaan we eerst spullen uitdelen. Wij zouden zeggen gewoon afgeven en ze zorgen zelf wel voor de verspreiding. Maar het gaat anders. Alles moet officieel met toespraakjes. Het leukste is als ik de kinderen allemaal persoonlijk iets geef. Och, dat vind ikook wel leuk. Het zijn zo’n schatjes! En zo blij met wat ze krijgen.
Meneer de Kadus gaat ons in een toespraak bedanken voor alle hulp, en spreekt daarbij direct de wens uit dat we vaker komen, dat we ook helpen met de opbuw van de huizen.
Ik begrijp het, maar ja. Er zijn zoveel mensen in Lombok die hulp nodig hebben. We kunnen niets beloven.
Nog iemand mag/moet ons toespreken. Nog meer dankwoorden en nog meer hoop op meer.
Dan moet één van ons ook iets zeggen. Jippie…Peter spreekt geen Indonesisch, dus aan mij de eer.
Leuk hoor, zeker zo onverwacht. Nou ja, ik brouw er maar wat van, dat we blij zijn dat we kunnen helpen, helaas is het niet heel veel wat we kunnen doen, want er zijn heel veel andere mensen en dorpen in Lombok die nu ook hulp nodig hebben. Dan vind ik het wel mooi geweest.
Jay heeft zijn filmmomentje gehad, wij zijn wat spullen kwijt en hier heeft iedereen weer wat eten en weer een paar gezinnen hebben een lekvrij dak boven hun hoofd.




We lopen met de hoge heren een rondje langs alle huizen. Dat maakt veel indruk.Zeker als je bij de brokstukken de bewoners ziet. Dat maakt het toch meer dan een ingestort huis. Met mensen erbij, raakt het je meer.
We maken weer heel veel foto’s. Op die manier kunnen we de situatie het beste weergeven.
We hebben het trouwens ook nog even over de nieuwe huizen die ze over een tijd gaan bouwen. Onze ervaring is dat de huizen van hout, bamboe en/of gevlochten matten veel beter bestand zijn tegen de bevingen dan de stenen huizen. Steen/cement is niet flexibel en breekt op een gegeven moment.
Als we dat zeggen tegen de mannen die met ons rondlopen, kijken ze alsof ze dat nog nooit gehoord hebben. En zeggen ze dat ze zeker hun huizen van hout of bamboe gaan maken. Maar iets zegt me dat dat niet gaat gebeuren. Even later zegt Jay het ook tegen me. Natuurlijk gaan ze mij niet tegenspreken. Maar hun huizen zullen toch wel weer van steen gaan worden. Hout en gevlochten matten is ouderwets, iets voor boeren op het platteland. Stenen huizen zijn modern, voor de welgestelden. Hun nieuwe huizen zullen vast weer van steen worden. Tja, gelukkig hoeven we ons daar niet verder mee te bemoeien. Dat zullen ze toch zelf moeten beslissen, maar verstandig lijkt het ons niet.
Als de ronde erop zit, mogen we weer terug in de pick up. Nu is de laadbak leeg, op Jay, Peter en mij na. Dat zit wat prettiger.
Bij de auto van Jay gaan we wachten op de heren op motor, want we weten niet in hoeverre we de andere dorpen met de gewone auto kunnen bereiken, of dat we weer met de pick-up moeten.

Na een tijdje wachten blijkt dat de heren ergens anders op ons staan te wachten. Dat schiet lekker op. Na wat overleg denkt iedereen dat we wel met de gewone auto verder kunnen. Ik verwacht dat het volgende dorp in de buurt zit, maar we rijden een hele tijd. Misschien is het hemelsbreed niet ver, maar via de weg wel. En de weg is niet goed. Op een paar plekken schuurt de onderkant van de auto over de grond. Hobbels, kuilen, arme auto. Maar na jarenlang retourtjes Senaru en Sembalun is de auto wel wat gewend, en zonder al te veel problemen bereiken we het volgende dorp.



Daar volgt weer een ontmoeting met een Kadus. En uitdelen van spullen. En daarna een rondje door het dorp, dat ook over een flink gebied verspreid ligt. De situatie is er vergelijkbaar met het vorige dorp. Veel schade, weinig bewoonbare huizen meer. Maar ook hier toch een vrolijke en optimistische sfeer. Al met al zijn we een hele tijd onderweg, en we bedenken dat het niet verstandig is om nog naar het volgende dorp te gaan. We overhandigen de spullen aan een bewoner van het dorp die met ons mee is en gaan ervan uit dat hij het in zijn eigen dorp gaat verspreiden.



Wij gaan aan de lange terugweg beginnen. Ondanks dat de sfeer vandaag overwegend positief was, begrijpen we de vermoeidheid van Jay. Er ligt een hele druk op zijn schouders. Dit is niet zijn werk, hij is hier ook noodgedwongen ingerold. Het organiseren van de inkopen, het regelen van auto’s en mensen die meegaan, het zoeken van de plekken waar de hulp nodig is, en de afwikkeling in de dorpjes zelf. Daarbij nog de terugkoppeling naar ons, de vele foto’s en filmpjes op facebook. Hij heeft de afgelopen weken een flinke last op zijn schouders. En dat net na de opening van zijn nieuwe restaurantje. Petje af voor hem!
In het donker komen we weer aan in Mataram en besluiten maar in het restaurant van Jay te eten. Veel puf om ergens anders naar toe te gaan hebben we niet. En het eten was de vorige keer erg lekker. En nu, in het donker, is het nog veel gezelliger hier. Overal lampjes, versieringen. Echt wat voor een romantisch etentje tijdens de honeymoon van Tom en Gabi, maar dat had Jay ook al bedacht.  
We krijgen vanavond een gerecht met inktvis. Eenvoudig maar erg lekker. Fris sapje erbij, bordje fruit als toetje. Niet gek.
Na het eten spreken we nog even de dag door. En de dag van morgen. Dan gaan we naar Gangga. Er zijn nog zakken rijst, koekjes voor de kinderen, noedelsoepjes. En we willen zelf sowieso graag naar Gangga, naar Kertaraharja, het mooiste dorpje van Lombok (vonden we altijd). Jay bereidt ons voor, het is er nu anders… We zullen het morgen wel zien.
Als we in Loco aankomen, wacht ons nog een taak. Het reisverslag bijwerken, foto’s websiteklaar maken en het geheel publiceren. Het wordt weer laat vanavond. Maar op een gegeven moment stoppen we er toch maar mee. Morgen vertrekken we niet zo vroeg, dan kunnen we ook nog wat doen. Werken we het dan verder wel af. Eerst maar een dutje doen!

Deze site maakt gebruik van cookies voor het verbeteren van uw bezoekerservaring