Pemuteran – Kuta (Bali)

Weer lekker op tijd opgestaan, spullen gepakt, ontbeten, afscheid genomen van Wayan (die blijft nog een dag met zijn gasten in Pemuteran).
Dan weer op pad. We hebben een hele route af te leggen, dwars door Bali.
We volgen een hele tijd dezelfde weg langs de kust die we 2 dagen geleden ook hebben gereden toen we uit Lovina kwamen. Het weer ziet er prima uit. Stralende zon en heel warm.
Bij Seririt gaan we het binnenland in. We rijden de bergen in en passeren Munduk. Dit is duidelijk een rijker gebied, wat vooral te danken is aan de koffie- en kruidnagelplantages. Vlak bij Munduk bezoeken we een waterval.
Om daar te komen lopen we door een oerwoudachtig bos een kleine kilometer steil omlaag, over gladde stenen paadjes.

Ik verheug me al op de terugweg, want dan zullen we moeten klimmen.

De waterval is hoog, maar niet zo indrukwekkend. Het water stort omlaag in een soort goot die uit de rotsen is uitgesleten. We rusten even uit, Tom gaat dammetjes bouwen en ik besluit om alvast aan de terugweg te beginnen. Zo kan ik in mijn eigen tempo naar boven lopen en haalt de rest me vast wel weer in. Maar ik ben heel snel vandaag! Gedachten op nul, stappen tellen en bij elke bocht een slokje water drinken. Als ik denk dat ik maar een iets langere pauze ga nemen, sta ik ineens op de grote weg, tegenover het parkeerplaatsje waar Hadi zit te wachten. Dat viel mee, ik moet vaker in mijn eentje bergop lopen!

Ik heb het wel bloedheet gekregen, en ga maar in het koele busje op de rest wachten. Even bijkletsen met Hadi. Als zijn Engels opraakt, gaat hij alle eilanden van Indonesië opnoemen (vast niet alle, maar wel erg veel).
Dan komt de rest ook weer uit het bos en gaan we verder. Op naar een mooie uitkijkplaats tussen twee meren in, het Tamblinganmeer en het Buyanmeer. We hadden het niet meer verwacht, maar nu gebeurt het toch nog. We stoppen voor een fotoronde én een kopje koffie op een terrasje met formidabel uitzicht! Dat is echt genieten!

Na de koffie gaan we op weg naar het volgende meer, het Bratanmeer.

Daar bezoeken we bij Bedugul de Ulun Danu, de heilige watertempel. Het is er ontzettend druk. Met moeite wist Hadi een plekje voor de bus te bemachtigen. Er werd een ceremonie gehouden. Een tijdje geleden was een familielid van een burgemeester (dus een belangrijk persoon) uit een plaatsje ten zuiden van het meer gestorven en begraven (of gecremeerd?).

Deze ceremonie was een soort 6 wekendienst, maar dan heel erg feestelijk. Grote groepen mensen in traditionele kleding bezochten de tempel. In een soort open zaal zaten de burgemeester en belangrijkste genodigden in een grote kring te eten. Verder liepen overal dans- en muziekgroepen te wachten tot ze mochten optreden.

De tempel ligt, zoals gezegd, heel mooi aan het Bratanmeer. Vandaar de naam watertempel. Of komt het misschien doordat er ineens heel maar dan ook heel erg veel water omlaag viel. Toen we bij het meer stonden barstte het los. Even schuilen leek geen optie, want de lucht zag aan alle kanten even zwart. Dan maar van boom naar boom rennen. Maar zelfs daarvoor regende het te hard. We zijn maar een winkeltje ingevlucht en hebben mooie Barong-maskers gepast en ansichtkaarten gekocht. Daar waren we de rest van de vakantie nog niet aan toe gekomen.

Aangezien de regen niet echt wilde minderen en we nog een heel eind van de parkeerplaats verwijderd waren, heeft Dewa naar Hadi gebeld. In de bus lagen 3 paraplu’s, en Hadi was zo vriendelijk om ons met de plu’s op te komen halen. Toen we bij het busje aankwamen, waren we nog redelijk nat, maar het was uiteraard weer warme regen, dus wat maakt het uit!

Daarna volgde het laatste uitstapje met Dewa (snik). In Candi Kuning bezochten we een lokale groente- en fruitmarkt, in de nog steeds stromende regen.

De markt was nogal toeristisch van opzet. Aan de buitenkant wat groente, fruit en kruiden. In een overdekt gedeelte heel veel souvenirs. En rondlopend nog heel veel verkopers met van alles en nog wat. Ik heb met Anique een paar zakjes rijst gekocht, rode en zwarte, voor de spreekbeurt. Nog wat lekker fruit voor in het busje (ramboetan en mangistan). Peter koopt intussen even een Rolex. Bij de Rolex uit Maleisië beginnen de cijfers over de wijzerplaat te wandelen, dus die is na een jaar aan vervanging toe. Als de verkopers mij een horloge willen aansmeren wijs ik op mijn eigen horloge; “ik heb er al een.” Dan volgt uiteraard nog een vraag: “Hoeveel heb je ervoor betaald in Nederland?” “Ongeveer € 6,00” (echt waar, bij de Lidl). De verkoper kijkt even ongelovig, maar redt zich dan uit de situatie met: “maar dan is hij nep”. Vast niet zo nep als alles wat hij verkoopt, maar ja.

Ik ben dus nog niet toe aan een nieuw horloge en we hebben nog een week te gaan in Lombok, dus wie weet.

Als we de markt hebben gezien duiken we weer in het lekker droge busje. Onze magen beginnen te knorren, en Dewa heeft nog een heel mooi restaurant voor ons. Hij weet ze wel uit te zoeken. Deze heeft denk ik wel het mooiste uitzicht van de hele reis. Rijstvelden, zo mooi!

Jammer dat het nog steeds hoost. Verspreid door het restaurant staan overal emmers (het dak lekt een beetje veel).

We eten uiteraard weer “buffet”. Als een groepje luidruchtige Nederlanders vertrekt, blijven we als enige gasten in het restaurant zitten. Na het eten moeten we van de ober nog even met het hele gezin op de foto met het mooie uitzicht. Niet te dicht bij de balustrade, want dan worden we nat! Volgens mij is dit de eerste keer in Bali dat we het een beetje fris hebben. Het restaurant is open, ligt op een berg, en af en toe spat er wat water naar binnen. Maar dat maakt niet uit, met een kop gemberthee worden we weer helemaal warm.

Dan hebben we nog 2 uurtjes te gaan naar Kuta, waar we een nacht in Aneka Beach Hotel gaan slapen.

Als we een stukje hebben gereden zien we in een dorpje een optocht van één of ander offerfeest. Vrouwen in mooie kleding lopen over de straat met kunstige fruittorens op hun hoofden. Dewa weet ons te vertellen dat dit het dorp is van de burgemeester die we eerder op de dag in de tempel bij het Bratanmeer hebben gezien. Of deze optocht iets heeft te maken met de ceremonie in de tempel is weet hij niet. Wel zien we (letterlijk) vrachtwagenladingen ceremoniegangers terugkomen naar het dorp.

Ze zullen wel erg nat zijn geworden in de open vrachtwagens.

Naarmate we verder in het zuiden en meer uit de bergen komen wordt het weer mooier. Droog en zonnig. Het wordt onderweg ook steeds drukker.

Meer verkeer, meer en grotere dorpen. Vanaf Denpasar wordt het verkeer een crime. Kuta is helemaal hopeloos. Wat een drukte (of zijn we het niet meer gewend). Zo kunnen we wel heel ‘rustig’ Kuta bekijken. Daar worden we niet vrolijk van. Druk, herrie, stank en veel toeristen. De hele straat richting strand staat vast, en over de laatste kilometer naar het hotel doen we heel erg lang. We vragen ons af of we misschien toch beter een hotel nog dichter bij het vliegveld hadden kunnen nemen (maar dit is eigenlijk ook niet ver).

Als we eindelijk het hotel bereiken is het laat in de middag. We nemen afscheid van Hadi en Dewa.

Wat zullen we ze missen, het vrolijke duo. We spreken met Dewa af dat we contact houden, en dat gaat ook echt gebeuren. In elk geval stuurt hij ons al verschillende sms-berichten als we in Lombok zijn. Hij blijft zorgzaam een belangstellend. We wensen hem veel succes met zijn naderende rollatorgroep een groep (hoog)bejaarde Nederlanders die elk jaar een paar weken naar Bali komt. We zijn ervan overtuigd dat ze bij Dewa in goede handen zullen zijn. Toch is Dewa’s ideaal een eigen brommer/scooter (reparatie)bedrijf. Dit heeft volgens hem veel toekomst in Bali (waarschijnlijk inderdaad meer dan het toerisme).

We geven Dewa onze uitgelezen boeken en, waar hij heel blij mee is, de Donald Duck. We kunnen ook wel een flesje Deet anti-mug missen, want volgens Dewa werkt die veel beter dan de plaatselijke middeltjes (hij heeft het bij de jungletocht uitgeprobeerd).

Dan storten zij zich weer in het verkeer, en gaan wij onze kamers opzoeken.

Dat valt tegen; de voorkant van het gebouw ziet er leuk uit. Maar je loopt via de achterkant naar binnen, en dat is een grauw betonnen blok, eerste verdieping, met zicht op en stank en lawaai van de achterliggende straat.

De hotelkamer zelf is ook de minst gezellige die we in Bali hebben gehad. Wel krijgen we weer een lekkere cocktail in de kamer gebracht. Toch nog iets positiefs.

We voelen er niets voor om ons al in de drukte van Kuta te storten en besluiten maar even bij het zwembad te gaan liggen. Hadden we niet moeten doen. Het zwembad was prima, leuke tuin, mooi bad. Maar dan moeten er niet 6 bezopen Australiërs met sigaretten en flesjes bier in het water zitten/liggen/hangen. Bah, wat een domper op zo’n mooie week.

De kinderen gaan toch maar even wat baantjes trekken en wij zitten ons ‘een beetje’ te ergeren.

Na een tijdje besluiten we maar Kuta te gaan bezichtigen. We komen tussen de auto’s door veilig op het strand. Ook hier is het druk, lawaaiig. We lopen een stukje over het strand, en dan weer het Kuta in. We willen op zoek gaan naar een internet café. Niet zo nodig om te internetten, maar we hebben foto’s overgezet naar de harde schijf, en willen voor we de foto’s van de stick verwijderen even controleren of ze op de harde schijf staan. Het stikt van de internetcafés, maar de meeste zijn (voorgoed) gesloten. De cafés die open zijn hebben geen internet (vanwege een grote storing in Taiwan), en ook geen USB-aansluiting. Na veel zoeken vinden we eindelijk een tentje waar we de schijf kunnen testen. De foto’s staan erop, we kunnen rustig onze stick leeghalen en opnieuw vullen. Mooi.

Dan gaan we maar eens op zoek naar een plekje om te eten. Restaurants in overvloed, maar ze zitten allemaal vol met schreeuwende en vervelende toeristen (volgens ons veel Australiërs). Eindelijk zien we iets wat er een beetje gezellig uitziet. Het eten is er inderdaad prima (chinees). Nadeel is dat er tegenover ons 2 Australische gezinnen zitten; brullende en dreinende kleuters, en onbeleefde, lompe, asociale ouders. Ik vraag me af wat de Indonesische bediening hierover denkt. Die zijn zo beleefd, zo vriendelijk, een grotere tegenstelling kun je je niet voorstellen. Maar ja, zo lang het geld opbrengt zullen ze afhankelijk blijven van deze toeristen.

We moeten eraan denken dat we vanaf vanavond elke dag bij het diner netjes onze Malarone innemen. In Bali was dat niet nodig, maar morgen vertrekken we naar Lombok, en daar heb je wel kans om malaria te krijgen. Niet vergeten dus!

Na het eten hebben we genoeg van Kuta gezien. Alle straatjes en winkeltjes lijken hetzelfde. We wandelen terug naar het hotel en gaan onze koffers ompakken. We willen één koffer in dit hotel laten staan. We hebben veel te veel spullen bij ons, en hebben geen zin om alles een week onnodig mee te slepen. Even goed nadenken wat we volgende week nodig hebben, cadeautjes voor Kampung Loco niet vergeten!

We reserveren bij de receptie alvast een taxi voor morgenvroeg (07.00 u.), want we vliegen om 09.00 uur naar Lombok. Het is (buiten de spits, en die begint hier pas laat in de middag) hooguit een kwartier rijden. Dan zijn we in elk geval ruim op tijd op het vliegveld. We hebben speciale toestemming om rond half 7 te ontbijten. Eigenlijk begint het ontbijt pas om zeven uur, maar voor vroege vliegers wordt er een uitzondering gemaakt.

Dan gaan we maar eens proberen te slapen, in dit vreselijk lawaaiige hotel.

Blij dat we morgen naar Lombok gaan!

Deze site maakt gebruik van cookies voor het verbeteren van uw bezoekerservaring